In een vertrouwelijke informatiebijeenkomst over de zaak van de gemangelde Enschedese ondernemer Ardesch, is raadsleden een rad voor ogen gedraaid. Ruim twintig beweringen en antwoorden op vragen van raadsleden zijn in strijd met wat het dossier van die zaak laat zien. Dat blijkt uit het verslag van die bijeenkomst, dat in handen is van 1Twente.
Bij die bijeenkomst waren de verantwoordelijk wethouder, de klachtencommissaris, de gemeenteadvocaat en een gemeentelijke jurist aanwezig. Zij beantwoordden de vragen die leven bij leden van de gemeenteraad. Alle vier hebben daarbij antwoorden gegeven die onwaar, misleidend, suggestief of discutabel zijn.
Al met al is in die bijeenkomst het beeld geschetst dat de gemeente er in alle redelijkheid alles aan heeft gedaan om tot een oplossing te komen, maar dat Ardesch blijft vasthouden aan ongefundeerde grieven en onredelijke eisen stelt. Uit de feiten komt een heel ander beeld naar voren.
Zo zou het conflict draaien om een oplopende huurschuld, stelt de wethouder bij de inleiding van de bijeenkomst. Dat is misleidend en onwaar. Feitelijk was er sprake van een afnemende huurschuld. Er liep een betalingsregeling met Ardesch, die de ondernemer nakwam, net als de betaling van de reguliere huur. Dat werd vastgesteld in de rechtszaak tussen de gemeente en Ardesch en daar ook niet betwist.
De huurschuld liep pas weer op nadat de gemeente die betalingsregeling stopzette en Ardesch vergeefs in gesprek probeerde te komen en weigerde nog huur te betalen toen dat niet lukte. De precieze reden voor het beëindigen van die betalingsregeling werd ook bij de rechter niet duidelijk, zo blijkt uit een van de tussenvonissen.
Uit na Wob-verzoeken vrijgekomen e-mails blijkt dat de gemeente bij het beëindigen van de betalingsregeling stuurde op de datum waarop Spinnerij Oosterveld - Ardesch huurde daar ruimten - over zou gaan naar een nieuwe eigenaar. De koers was: de betalingsregeling stopzetten, dagvaarden, geen mogelijkheid voor een nieuwe betalingsregeling bieden en een rechtszaak. Zo snel mogelijk, zodat Ardesch als huurder uit De Spinnerij was verdwenen voordat het pand over zou gaan naar de nieuwe eigenaar.
Dat blijkt uit een interne mailwisselingen van oktober en december 2016 tussen ambtenaren van het gemeentelijke Vastgoedbedrijf onderling en met het deurwaarderskantoor.
Tijdens de informatiebijeenkomst stelde de wethouder dat er ‘ook toen al’ uitvoerig ambtelijk en bestuurlijk met Ardesch zou zijn gesproken. Dat klopt niet. Nadat de betalingsregeling was beëindigd (november 2016) en het pak openstaande posten bij Ardesch op de mat viel, probeerde hij herhaaldelijk en via verschillende wegen in gesprek te komen. Ook omdat er veel fouten zaten in de opgevoerde posten.
Aanvankelijk zocht Ardesch contact met het deurwaarderskantoor, dat hem doorverwees naar de gemeente - het incassotraject zou niet meer bij hen maar bij de gemeente lopen - daarna met ambtenaren en de wethouder die destijds verantwoordelijk was. Dat gesprek werd afgehouden. Pas in april 2017 kwam het tot een gesprek. Nadat Ardesch een klacht had ingediend en de klachtencommissaris daarin bemiddeld had.
De klachtencommissaris - een andere dan die van destijds - stelde in de informatiebijeenkomst met raadsleden dat er na dat gesprek overeenstemming was. Dat klopt niet. Volgens het gespreksverslag van destijds was dat er juist niet. De afdeling Vastgoed wilde procederen, Ardesch wilde een onderzoek, de wethouder wilde (om die reden) een advies van de klachtencommissaris.
Uit datzelfde gespreksverslag blijkt dat de klachtencommissaris destijds niet een louter bemiddelende rol speelde, zoals de raadsleden in de vertrouwelijke bijeenkomst is voorgehouden, maar een klacht afhandelde. Het verschil is relevant omdat een formeel advies naar aanleiding van een klacht een heel andere status heeft dan een bemiddelingspoging.
De toenmalige klachtencommissaris stelt in haar verslag dat zij ‘klacht 1 als afgedaan beschouwt’. Daarmee doelt zij op Ardesch’ grief dat de gemeente zich niet oplossingsgericht had opgesteld. De bemiddelingspoging van de klachtencommissaris was geslaagd, de gemeente zat aan tafel en het gesprek was gestart. Over een tweede klacht, dat de gemeente een onbetrouwbaar zou zijn, sprak de klachtencommissaris zich nog niet uit.
Of die tweede klacht van Ardesch terecht was, moest namelijk blijken uit het advies dat de klachtencommissaris uitbracht: zet de juridische procedures ‘on hold’ en laat onafhankelijk onderzoek naar de zaak doen. Dan zou blijken of de gemeente in de hele kwestie inderdaad onbetrouwbaar had gehandeld of niet. Over dat advies is nog altijd veel te doen. Onder meer omdat de directeur van het gemeentelijke Vastgoedbedrijf dat advies destijds naast zich neerlegde.
De wethouder stelde daarover in de informatiebijeenkomst dat het advies toch niet bindend zou zijn. Die bewering is discutabel. Er is nog enige discussie over, maar de klachtencommissaris viel destijds rechtstreeks onder de gemeenteraad. Daarmee was advies van de lokale ombudsman een opdracht aan het college. Afwijken van dat advies kon, maar niet zonder een gemotiveerd collegebesluit.
In dit geval was er geen sprake van een dergelijk besluit. Het was een ambtenaar die eigenstandig besloot om af te zien van onafhankelijk onderzoek. Op basis van een wankele motivatie, die ook van zijn hand kwam.
Tijdens de recente informatiebijeenkomst zijn er over die beslissing en het motief daarvoor diverse vragen gesteld. In de kern was de motivatie, zo luidde de beantwoording van die vragen, dat partijen meenden te kunnen schikken en dat onderzoek teveel tijd zou kosten. Toen Ardesch met ‘onredelijke’ eisen kwam en ‘niet aan zijn verplichtingen voldeed’, is de gang naar de rechter voortgezet.
Die beantwoording is problematisch. Om meerdere redenen. Ardesch hoopte te kunnen schikken, maar daarmee is niet gezegd dat hij blind vertrouwen in de uitkomst had. Hij heeft dan ook van meet af aan vastgehouden aan onafhankelijk onderzoek als dat niet zou lukken. Dat blijkt onder meer uit zowel zijn eigen reactie nadat de directeur Vastgoed besloot dat onderzoek niet te laten doen, als uit e-mails van zijn advocaat.
Ook is het onduidelijk met welke ‘onredelijke eisen’ Ardesch dan kwam. Er is vooralsnog niets in het dossier dat daarop wijst. Daarbij is ‘onredelijk’ vooringenomen en suggestief. Wat in het voorliggende geschil redelijk zou zijn en wat niet, was nou precies wat dat onderzoek zou moeten uitwijzen.
Dat Ardesch zijn verplichtingen niet nakwam, wordt niet nader verklaard. De vraag over welke verplichtingen dat dan gaat, wordt niet gesteld en niet beantwoord. Tijdens de rechtszaak die volgt, stelt de rechter het tegendeel vast: Ardesch voldeed wel aan zijn verplichtingen.
Daar komt bij dat die gang naar de rechter èn de herstart van die procedure vlot verliepen. Ardesch diende op 9 maart 2017 zijn eerste klacht in. De dagvaarding - dat is: die rechtsgang - werd vijf dagen later aangekondigd en is op 27 maart daadwerkelijk gedaan. Let wel: dat is nadat Ardesch zijn klacht over diezelfde zaak indiende; ook dat is opmerkelijk. Het is hoogst ongebruikelijk om naar de rechter te stappen terwijl er een klacht over diezelfde zaak loopt.
Vervolgens is twee weken na de uitnodiging voor overleg over een schikking - dat overleg zelf startte een week later - door de directeur Vastgoed besloten om het geadviseerde onderzoek niet te doen en naar de rechter te stappen. Kortom: er is niet veel tijd genomen om uit te pluizen of de eisen van Ardesch werkelijk zo onredelijk waren en hoe dat zat met niet nagekomen verplichtingen.
Rond dat onafhankelijke onderzoek speelt nog een kwestie. De gemeente heeft lang volgehouden dat de beslissing om het advies van de klachtencommissaris niet op te volgen en geen onderzoek te doen in gezamenlijkheid met Ardesch zou zijn genomen. Dat zou zwart op wit staan. Na lang aandringen kwam het document boven water dat die bewering zou moeten staven. Het tegendeel bleek waar: de beslissing om geen onderzoek te doen was een eenzijdige beslissing van de directeur van het gemeentelijke Vastgoedbedrijf.
In de informatiebijeenkomst stelt de gemeenteadvocaat desgevraagd dat de ‘disclaimer’ om onderzoek te doen als een schikking niet zou lukken later door Ardesch is toegevoegd. De advocaat van Ardesch zou in zijn mail een ‘onjuiste voorstelling van zaken’ hebben gegeven en daarop aangesproken zijn. De correspondentie in het dossier ondersteunt geen van beide beweringen.
Het is pas maanden na de vastgelopen schikkingspogingen in juni 2017 dat die lezing van een gezamenlijke beslissing om dan af te zien van onderzoek ontstaat - dat was in antwoord op vragen van de Nationale ombudsman daarover. In die antwoordbrief wordt tot vier keer aan toe herhaald dat Ardesch akkoord zou zijn met afzien van onafhankelijk onderzoek in het geval een schikking niet zou slagen.
Maar Ardesch heeft altijd vastgehouden aan dat onderzoek. Er is niets in het dossier dat erop wijst dat hij dat van tafel heeft gehaald om het er later alsnog weer neer te leggen. Integendeel.
Uit de stukken blijkt verder dat de gemeenteadvocaat de advocaat in de periode waarin dit alles speelt weliswaar heeft aangesproken, maar dat ging over de gedragsregel dat advocaten onderling contact hebben en niet rechtstreeks met elkaars cliënten. Niet over de in dit antwoord bedoelde gang van zaken.
Vooralsnog is er in heel het dossier maar één reden te vinden waarom dat advies van de klachtencommissaris om onderzoek te doen niet is opgevolgd: het was de beslissing van de directeur Vastgoed
De vergeefse pogingen van Ardesch om na beëindiging van de betalingsregeling in gesprek te raken, het mislukken van een schikking, de eenzijdige beslissing om geen onafhankelijk onderzoek te doen, de vlotte herstart van de gerechtelijke procedure - het is allemaal in lijn met het traject dat bij de beëindiging van de betalingsregeling was uitgezet.
In de informatiebijeenkomst met raadsleden stelt de gemeenteadvocaat dat er alleen wordt geprocedeerd als er geen andere weg meer is. Dat is misleidend; het betreft een algemene opmerking die in dit geval niet opgaat. Hier is aangestuurd op een rechtszaak.
Die rechtszaak begon halverwege 2017 en liep tot maart 2019. Tijdens de informatiebijeenkomst hield de wethouder vast aan het beeld dat de gemeente steevast schetst: de gemeente is bij die rechtszaak grotendeels in het gelijk gesteld. Maar dat is een onjuiste voorstelling van zaken.
De rechter heeft alle bezwaren die Ardesch van meet af aan had gehonoreerd - dat ging onder meer over de hoogte van in rekening gebrachte huursommen, huur voor ruimten die hij niet meer gebruikte en al betaalde rekeningen die niet waren meegenomen in de gemeentelijke claim.
Hij veroordeelde Ardesch wel tot betaling van vier maanden huur, die hij had geweigerd te betalen. Die huurweigering was een reactie op de mislukte pogingen om over die bezwaren in gesprek te raken, nadat de gemeente de betalingsregeling stopte en er verkeerde rekeningen op zijn deurmat vielen. Met die niet betaalde huur, een wettelijk verplichte boete en wat rente was Ardesch de gemeente na de rechtszaak ruim 16.000 euro verschuldigd. De gemeente claimde aanvankelijk ruim 32.000 euro.
In het eindvonnis stelde de rechter beide partijen - de gemeente en Ardesch - wederzijds in het (on)gelijk en veroordeelde de gemeente tot betaling van proceskosten.
Om het geheel in perspectief te plaatsen: de klacht die Ardesch in 2017 indiende over het conflict met de gemeente ging over het gedoe rond huur en schulden van Wellinga, maar ook over vorderingen die zijn andere bedrijf - SteQ - had op de gemeente. De rechtszaak was door de gemeente gestart en ging alleen over die huur en die schulden van Wellinga.
Voor een eerlijk beeld van de hele kwestie, is niet alleen de vraag of de gemeente of Wellinga de rechtszaak hebben gewonnen van belang, maar moet het geschil over de claim die SteQ op de gemeente heeft ook worden meegenomen.
In de informatiebijeenkomst is daar dan ook het een en ander over gezegd. Behalve in 2017 zijn er ook in de voorbije maanden pogingen ondernomen om tot een overeenkomst te komen. Idee daarbij was om de schuld die Ardesch na de rechtszaak met Wellinga bij de gemeente heeft - ruim 16.000 euro - te verrekenen met wat de gemeente nog bij SteQ open heeft staan.
De wethouder refereert daaraan in zijn antwoorden op vragen van raadsleden. Hij suggereert daarbij dat Ardesch ‘meer dan een paar ton genoegdoening’ wilde. Dat klopt niet. Wat Ardesch bij de gemeente claimde blijkt uit een laatste brief van de gemeente zelf, met de stand van zaken na de laatste onderhandelingspoging. In die brief wordt ook het einde van het overleg aangekondigd, tenzij Ardesch het laatste bod van de gemeente alsnog accepteert.
Van de gesprekken zelf zijn geen verslagen gemaakt. Ardesch bevestigt dat zijn adviseur in het laatste gesprek heeft gezegd dat de totale schade, gerekend over vijf jaar, een paar ton zou bedragen. Maar dat is niet wat hij eiste. Met die ‘paar ton’ schetst de wethouder een wel heel suggestief beeld van de onderhandelingen en de reden waarom die op niets zijn uitgelopen.
Ardesch’ laatste claim, zoals opgetekend in die brief, bedraagt opgeteld ruim 60.500 euro. Daarin is een bedrag van ruim 16.000 euro opgenomen als genoegdoening voor de kosten voor de rechtszaak tegen Wellinga, een zaak die de gemeente op dubieuze gronden aanspande. (Volgens Ardesch was hij alleen aan het honorarium voor zijn advocaat al 27.000 euro kwijt.)
Het overige gaat om niet vereffende rekeningen van SteQ, het andere bedrijf van Ardesch. De gemeente biedt 27.000 euro. Ardesch wijst dat bod af.
De volledige lijst van 28 punten uit het verslag van de vertrouwelijke informatiebijeenkomst met de raad die strijden zijn met stukken uit het dossier van de zaak is voorgelegd aan de verantwoordelijk wethouder.
De wethouder zag geen aanleiding om erover in gesprek te gaan, constateringen te weerleggen of vragen te beantwoorden.