Gerrit Albertus Lasonder, grootgrondbezitter, wethouder en notabele in Enschede, was ‘fout’ in de oorlog. Hij overleed in 1944, desalniettemin confiskeerde de Nederlandse regering zijn bezittingen en verloor zijn weduwe haar staatsburgerschap. Hun servies - een verzameling Chinees porselein - ligt in kartonnen dozen in het depot van Rijksmuseum Twenthe. Op hun land verrees de Universiteit Twente, die er anders nooit gekomen was.
De puissant rijke Lasonder - zijn vermogen werd na de oorlog op 2,3 miljoen gulden geschat - bezat onder meer landgoed Drienerlo. Prachtig gelegen in de bossen tussen Enschede en Hengelo. In 1947, na de oorlog, werd het ingepikt door de Nederlandse regering. Dat gebeurde talloze voormalige NSB’ers in die jaren.
Aanhangers van de Nederlandse nazipartij waren staatsvijanden. Hun bezit was oorlogsbuit. En Gerrit Albertus was een grote vis. Hij was niet alleen rijk, hij was een prominent NSB’er geweest. Enschede kocht het landgoed voor een habbekrats en had een prachtige troef in handen in de strijd om een nieuwe technische hogeschool in Nederland.
Delft had al zo’n onderwijsinstelling, maar het land had dringend veel meer ingenieurs nodig. Op het kantelpunt van de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw werden er twee nieuwe technische hogescholen opgericht. In de eerste ronde verloor Enschede het nog van Eindhoven, maar bij een volgende ronde was het wel raak. Drienerlo was daarbij een doorslaggevende factor.
Er moest een derde TH komen in Oost of Noord Nederland. Aanvankelijk streden Arnhem, Deventer, Zwolle, Assen en Leeuwarden met Enschede om die nieuwe technische school. Na een verbeten strijd stonden alleen Deventer en Enschede nog in de ring. Beide steden hadden gratis grond in de aanbieding. Enschede had de mooiste lap en ging er met de buit vandoor.
Drienerlo was een oase van groen in het hart van de Twentse textielindustrie, die haar glans nooit meer echt terug zou krijgen. Maar dat wisten onderwijsminister Jo Cals en de beslissers van toen nog niet. Het landgoed ging voor 1 gulden naar het Rijk, de bouw van een campus kon beginnen. De rest is geschiedenis. ‘Het Torentje van Drienerlo’ van Wim T. Schippers - de in de vijver van de wetenschap ‘verdronken’ kerk - herinnert er nog aan.
Wat er ook aan herinnert is een servies van Chinees porselein, waarvan Gerrit Albertus in zijn testament had beschikt dat het na zijn dood aan de Twentse Oudheidkamer moest worden geschonken.
Dat Lasonder-servies ligt rechtmatig in het depot van Rijksmuseum Twenthe, zo blijkt uit een verklaring van Anne Christine Lasonder-Bauer, de weduwe van Gerrit Albertus. Haar man had bepaald dat het na zijn door geschonken moest worden aan de Oudheidkamer Twente. Anne Christine eerbiedigde die wens en regelde dat met een briefje aan een Duitse Gauleiter. Met slotgroet ‘Heil Hitler’, handtekening, naam.
De dozen met het servies werden bij het depot van Rijksmuseum Twenthe achter de deur geschoven. Maar die UT staat op niet helemaal kosher verkregen grond. Want die Gerrit Albertus Lasonder was lang niet zo ‘fout’ als destijds werd beweerd.
Daarmee neemt de geschiedenis een ironische wending. Tijdens de oorlog vonden Duitse soldaten onderdag in de pachtboerderijen op Landgoed Drienerlo, maar ook Joden. Als dominee-verzetsheld Leendert Overduin onderduikadressen zocht, kwam hij niet zelden terecht bij de NSB-boeren op het landgoed van Lasonder. Gerrit Jan wist daarvan en had geen bezwaar. Daarbij deed hij verschillende donaties ten behoeve van de Joodse zaak of Joodse belangen.
Het was dan ook Overduin die zich na de oorlog hard maakte voor eerherstel. De Nederlandse regering had de bezittingen van Anne Christine, de weduwe van Gerrit Lasonder, geconfisqueerd en haar Nederlandse identiteit ontnomen. Anne Christine zat in Duitsland, kon niet terug naar Nederland en bezat niets meer.
Overduin vond dat onrechtvaardig en zijn getuigenis speelde een belangrijke rol in de beeldvorming in de pers over de kwestie en in de rechtszaak die Anne Christine aanspande tegen de staat. Ook Jan Herman van Heek nam het voor Lasonder op. De weduwe van Lasonder werd begin 1969 in het gelijk gesteld en kreeg haar Nederlanderschap terug.
De onteigening werd niet teruggedraaid - de deal over de komst van de technische hogeschool naar Enschede was toen ook al rond - in ruil voor een staatstoelage tot haar dood. Anne Christina stierf in 1977.
Dat Gerrit Albertus Lasonder zo gecharmeerd was van die NSB was niet uit liefde voor de Heimat van zijn Duitse vrouw of haat tegen Joden. Gerrit Albertus was bang. Bang voor het rode gevaar, dat anderhalf decennium geleden de complete Russische elite over de kling had gejaagd. Duitsland was de buffer tussen Nederland en de communisten. Hitler’s weerzin tegen die communisten - en zijn imponerende leger - sloten naadloos aan bij de angst.
Gerrit Albertus was bepaald niet het enige lid van de elite die peentjes zweette bij de gedachte dat de communisten ook voet aan de Nederlandse grond zouden krijgen. Het was textielbaron Jan van Heek, een goede vriend van Gerrit Albertus, die hem attent maakte op de politiek die de NSB voerde.
Zo kwam het dat Gerrit Albertus zich aansloot. Hij werd een partijprominent. Anton Mussert en Cees van Geelkerken, de oprichters van de NSB, maar ook de roemruchte Meinoud Rost van Tonningen kwamen bij hem over de vloer. In de Enschedese stadsvilla van Gerrit Albertus aan de Marktstraat vonden geheime NSB-bijeenkomsten plaats. De villa zelf is gesloopt. Het pand dat ervoor in de plaats kwam wordt nu uitgebaat door supermartketen Spar.
De aanhangers van Lenin en Stalin waren een tijdbom onder de beschaving, alleen Hitler kon hen tegenhouden.
Gerrit Albertus Lasonder, die in zijn leven eigenlijk maar een misstap beging, werd begraven in het familiegraf op het Enschedese Boerenkerkhof (zie ook het kaartje hieronder). Als laatste Lasonder. Zijn verhaal leeft voort.