Verhalen over een angstcultuur op ambtelijke afdelingen bij de gemeente Enschede. Ze zijn niet nieuw. Dinsdag kwam RTV-Oost met twee artikelen die daarover gaan, een vervolg op publicaties eerder dit jaar. Ook bij 1Twente komen die signalen binnen. Ze passen in een patroon, waarmee de vraag rijst of er sprake is van interne bedrijfsongevallen - incidenten - of van een structureler probleem.
In elke organisatie, zeker als die van enige omvang is, doen zich conflicten voor. Bij de Enschedese overheid werken een kleine 2000 ambtenaren - allicht dat daar zo nu en dan iets echt mis gaat. Tot op heden is dat de lijn van de gemeentelijke reactie op de signalen geweest. De verhalen zijn ons bekend, het zijn incidenten, het beeld dat er sprake zou zijn van een angstcultuur herkennen we niet.
Toch gaat het - de verhalen die RTV-Oost bracht en de verhalen die wij kennen bij elkaar opgeteld - in het afgelopen jaar alleen om tientallen ambtenaren die werkzaam zijn op in elk geval een vijftal verschillende afdelingen. Dat zijn er veel. Daarbij is het voor een ambtenaar een grote stap om ermee naar een journalist te stappen. Zeker als die jaren van trouwe dienst achter de rug heeft, zoals in elk geval voor een aantal van hen geldt.
In onze onderzoeken van de afgelopen jaren stuitten we regelmatig op barrières, die duiden op vrees voor negatieve publiciteit, verlies van status of aantasting van een positie. Vragen over gevoelige thema’s werden niet of onvolledig beantwoord, informatie werd achtergehouden. Nog steeds, trouwens.
Wie journalistiek onderzoek doet, krijgt ook lokaal nadrukkelijk te maken met een conflict tussen twee rivaliserende overheidswensen: die van openheid en transparantie en die van het imago.
In de context van de verhalen die gisteren verschenen - over de afdeling Juridische Zaken - is een van de bevindingen uit het onderzoek naar de zaak Ardesch opvallend. In die zaak speldde de gemeente-advocaat de Nationale Ombudsman en vervolgens jarenlang de gemeenteraad iets op de mouw. Willens en wetens, in samenwerking met de klachtencommissaris en de top van het gemeentelijke Vastgoedbedrijf. Het is maar één voorbeeld.
Die zaak Ardesch is, in het licht van alles wat de gemeente doet, een kleinigheid. In alle opzichten. Maar wat zegt het wanneer bepalende ambtenaren in zo’n klein dossier bereid zijn tot dergelijke kunstgrepen? Wat als er ècht grote belangen op het spel staan? Wat zegt dat over de werkcultuur op een dergelijke afdeling? En wat betekent dat voor de ambtenaren die daar werken, of voor het proces dat op gang komt op het moment dat zij in conflict komen met leidinggevenden?
Of alle verhalen over angstcultuur die naar buiten komen terug te voeren zijn op een structureel probleem binnen gemeentelijke afdelingen, is moeilijk te zeggen. Of, misschien beter uitgedrukt: dat is niet waarschijnlijk. Het is ook niet aan de journalistiek om dat in al die gevallen uit te zoeken of er een oordeel over te vellen.
Maar met die context van ervaringen uit onderzoeken en de veelheid van verhalen van individuele ambtenaren, lijkt het even onwaarschijnlijk dat het alleen maar om incidenten zou gaan, om nukkige ambtenaren die hun zin niet hebben gekregen.
Als er, binnen welke ambtelijke afdeling dan ook, een cultuur heerst van angst in plaats van openheid, heeft dat niet alleen interne consequenties. Dat raakt ook de dienst aan inwoners. Hoe langer dat duurt, hoe groter de gevolgen. Omdat het vermogen om signalen aan te grijpen als een kans er iets aan te doen steeds kleiner wordt.
De koers ‘het gaat om incidenten’ zou deze zaak zomaar eens erger kunnen maken. Daar hebben dan niet alleen ambtenaren last van, maar de hele Enschedese samenleving. Daarmee zijn die vragen over de cultuur op de werkvloer van gemeentelijke afdelingen niet alleen een interne aangelegenheid.