Vliegen als een vogel. Het is eeuwenlang de droom van mensen geweest, aangewakkerd door figuren als Leonardo Da Vinci. Wie weleens in de Enschedese MuseumFabriek is geweest, kent wellicht het zwart-witfilmpje van een man die het vanaf de Eiffeltoren probeerde. Dat liep slecht af. Aan de Universiteit Twente is een drone ontwikkeld die het ‘m flikt.
Vliegen kunnen mensen al zo’n anderhalve eeuw. Maar wij houden onze vleugels angstvallig stijf. Of we jagen ze in een angstaanjagend tempo rond. Het spel met de wind, zoals vogels dat spelen, beheersen we niet. Of: beheersten we niet. Robird heeft daar verandering in gebracht. En daarom ligt hij in het depot van de MuseumFabriek. Want misschien vliegt in de toekomst alles wat wij maken wel op die manier rond. En dan is Robird de stamvader (of de oermoeder) van die vliegmachines, met wie het allemaal begon.
Robird is niet alleen een wondertje van vliegtechniek, zij (het is een vrouwtjeshavik) heeft ons ook een hoop geleerd over de aerodynamica die vogels in de lucht houdt. Ondanks alle onderzoek die daar sinds Da Vinci al naar is gedaan.
Het blijkt een belangrijke drijfveer voor het werk van professor Stefano Stramigioli, die Robird ontwikkelde. “Ik wil de natuurkunde rond Robird zodanig beschrijven dat we iedere fysieke machine in de wereld kunnen begrijpen. Een vogel is daar natuurlijk een voorbeeld van.”
Robird is aanvankelijk ontstaan vanuit een proces van ‘trial and error’. Uit dat experiment ontstond een vliegmachine die werkte. “Maar dan begrijp je nog niet waarom”, legt Stramigioli in 1Twente Vandaag. Het was nieuwsgierigheid die hem aanzette om nader onderzoek te doen, maar dat had ook een heel praktische reden. Zo’n fladder-drone is rap door zijn batterijen heen.
Vogels slaan vaak een paar keer met hun wieken en zweven dan op de wind een eindje verder. Dat spaart een hoop energie. Robird heeft inmiddels het vluchtpatroon van een havik, die precies dat doet. En ook die gelijkenis met een havik heeft een praktische reden: hij wordt ingezet op vliegvelden om vogels te verjagen. Die vormen een risico op beschadigingen - of erger - van vliegtuigen.
Stramigioli is professor Advanced Robotics, en daarbij gaat het om veel meer dan de ontwikkeling van robots die op vogels lijken. De vraag hoe het zit met robot-mensen ligt dan ook voor de hand “Zover is het nog lang niet”, zegt de robotprof stellig, met een verwijzing naar de menselijke hand. Die is bar ingewikkeld. De huidige technieken zijn daarbij vergeleken nog buitengewoon klunzig en onbeholpen.
Los daarvan, vroeg of laat zullen we ook die technieken beheersen. Maar we moeten banger zijn voor mensen dan voor machines, volgens de van oorsprong Italiaanse Twentse professor. “Machines zijn het probleem niet, mensen zijn het probleem.” Hij maakt het nog bonter: “Het zou weleens zo kunnen zijn dat machines ons in de toekomst redden van de mensen.”
Stramigioli noemt het voorbeeld van zelfrijdende auto’s. “Als alle auto’s autonoom zouden rijden, hadden we geen ongelukken meer.” Dat we dat nog niet doen, is niet omdat de techniek een beletsel is, maar volgens de professor omdat regelgeving dat in de weg staat. Daarbij draait het om aansprakelijkheid. Voor het geval er iets mis gaat. Bij wie moet je dan zijn? Bij de ontwikkelaar, de programmeur, de fabrikant? Of toch bij de bestuurder?
Om diezelfde reden mag ook Robird niet zelfstandig vliegen, ofschoon hij/zij/het dat probleemloos kan.
Daarmee ontstaat een wonderlijke paradox. Als het klopt wat de UT-professor stelt, is die aansprakelijkheidsvraag immers niet aan de orde. “Robots beslissen op basis van feiten, die zij in een fractie van een milliseconde analyseren. Dat doen mensen niet. We zien dagelijks waar dat toe leidt.” En diezelfde mensen houden het autonoom functioneren van robots tegen. "Heel frustrerend", vindt Stramigioli.
Ook de angst dat robots het werk en de wereld van mensen over gaan nemen, wijst de professor resoluut af. “Klinkklare onzin.” Het is volgens hem wel noodzakelijk om een begrenzing in te bouwen, een waakhond die blaft en bijt als de machine de erfgrens passeert. Maar we hebben, volgens Stramigioli, nog wel even tijd om te bedenken hoe dat dan moet. Voorlopig is zo'n waakhond nog niet nodig.
Als het om Robird gaat, is Stramigioli nog niet klaar. “Nee. Als hij op een tak kan landen en zijn vleugels kan invouwen, ben ik blij.”