Je moet van A naar B. Zo eenvoudig is het, als het om vervoer gaat. Mensen die slechter ter been zijn, mindervalide of ziek, zijn aangewezen op hulp. Op een vervoersmogelijkheid op maat. Regelen we, als beschaafde samenleving. RegioTaxi en ziekenvervoer voor wie niet ‘gewoon’ van A naar B kan. Maar dat kàn knap ingewikkeld worden.
Het overkwam de negentigjarige Jennie ten Harkel-Nijhof. Zij brak haar schouder bij een val, had 24-uurszorg nodig en werd tijdelijk opgenomen in Enschede. Dat is niet Hengelo, haar woonplaats. Er ontstond een probleem toen ze voor controle naar het ZGT moest, in Almelo. Dat kon niet met de RegioTaxi, want die rijdt alleen vanuit of naar je woonplaats.
De verzekeraar vergoedde geen rolstoeltaxi. Incidentele ritten zouden niet verzekerd zijn. Dat ligt anders bij herhaalde ritten, voor nierdialyse of iets dergelijks. Inmiddels heeft mevrouw een eerste ziekenhuisafspraak gehad en een regulier aangepast taxitarief betaald: ruim tweehonderd euro. Retour. Eerder deze week schreven we een artikel over dat vervoersprobleem van Ten Harkel-Nijhof.
Maar het voorval riep vragen op. De val van mevrouw is een incident, maar dit moet toch vaker gebeuren: er overkomst je iets, je bent tijdelijk aangewezen op een zorgplek buiten je eigen woonplaats en hebt vervoer nodig om controles of behandelingen te ondergaan.
We doken in de wereld van de bijzondere vervoersvoorzieningen in het algemeen en de Twentse in het bijzonder. Wij niet alleen; het artikel en onze vragen hebben ook medewerkers van de Hengelose en Enschedese zorgloketten, communicatie-afdelingen, zorgautoriteiten en indicatie-instellingen bezig gehouden.
Daarmee is meteen gezegd dat het allemaal zo simpel niet ligt. Er is - vooralsnog - niemand die precies weet hoe het in elkaar steekt. Of hoe je dit op moet lossen. Dan wordt het voor inwoners van Twente helemaal ingewikkeld, als er vragen rijzen. Of - en dat is ook een dingetje - als je het graag goed geregeld wilt hebben voor het geval dat.
We zijn wel wat wijzer geworden, inmiddels.
Aangepast vervoer is duurder. Daarbij gaat het veelal om een groep mensen die kwetsbaarder is. Dus het moet goed zijn. Vraag is dan: wie betaalt dat?
In theorie is er een verschil tussen ziekenvervoer en het vervoer met een RegioTaxi. Die worden uit verschillende potjes betaald. Ziekenvervoer is een zaak van de verzekeraar, de RegioTaxi is een Wmo-voorziening en komt uit de gemeentekas. Wil je gebruik kunnen maken van die RegioTaxi, dan heb je een Wmo-indicatie nodig. Voor ziekenvervoer geldt een andersoortige indicatie.
Simpel gezegd: de indicatie bepaalt wat, formeel gezien, de aangewezen vervoersvorm zou moeten zijn. Maar wanneer is iets ziekenvervoer en wanneer niet?
In de praktijk loopt dat dan ook gezellig door elkaar. Met als voordeel dat mensen die afhankelijk zijn van aangepast vervoer hun weg van A naar B vaak wel vinden. De RegioTaxi wordt daarbij regelmatig gebruikt voor vervoer naar en van ziekenhuizen en zorginstellingen. Dat wordt bevestigd door de algemeen manager van Brookhuis, die in elf van de veertien Twentse gemeenten die Wmo-voorziening uitvoert.
Brookhuis doet bij een reservering geen toets of de rit een recreatief, sociaal of medisch doel dient. Dat gebeurt, voor zover wij kunnen nagaan, nergens. Hoe zou je dat ook willen doen?
Had mevrouw Ten Harkel-Nijhof in een Hengelose instelling gelegen, dan was haar reservering voor de RegioTaxi naar Almelo probleemloos verlopen. Maar de samenwerkende Twentse gemeenten hebben bepaald dat een rit met de RegioTaxi moet beginnen of eindigen (of allebei - dat is niet helemaal duidelijk) in de woonplaats.
Dat is niet overal zo. Even googelen leert dat de regio’s ’s Hertogenbosch, Flevoland, Haaglanden, Rijnland, Rivierenland en Utrecht dat ‘woonbeginsel’ niet hanteren. Daar moet een rit in de RegioTaxi beginnen of eindigen in een van de deelnemende gemeenten. Welke doet er niet toe.
Waarom Twente dat anders doet, hebben we nog niet kunnen ontdekken. Een vermoeden hebben we wel: ritten met de RegioTaxi worden gedeclareerd bij de gemeente. Maar welke van de veertien Twentse gemeenten? Met zo’n ‘woonplaats-beginsel’, heb je dat een stuk duidelijker.
Een strikte scheiding tussen ‘echt’ ziekenvervoer en sociale/recreatieve varianten, zou de gemeentelijke potjes minder belasten. In een geval zoals dat van mevrouw Ten Harkel-Nijhof is dan de verzekeraar de aangewezen instantie om de extra kosten te betalen.
Maar dan moet je wel een helder onderscheid kunnen maken tussen ziekenvervoer en sociaal/recreatief vervoer. Zodat inwoners ook snappen waar zij moeten aankloppen. Geen van de mensen die wij gesproken hebben, kan aangeven waar hier de grens tussen tussen medisch en recreatief/sociaal nou precies ligt.
Los van die potjes: uiteindelijk dragen we de kosten voor dit soort voorzieningen met elkaar. Wmo-voorzieningen komen uit belastinggeld, vergoedingen van een zorgverzekeraar uit de premies die wij met elkaar opbrengen. De meest voor de hand liggende vervoersoptie is vaak ook de goedkoopste.
Voor Brookhuis maakt het allemaal niets uit. Zij voert al dit soort ritten uit. Met dezelfde busjes en dezelfde chauffeurs. Als maar helder is waar de rekening naartoe moet.
Inwoners willen, als zij dat nodig hebben, gewoon van A naar B. Graag zo makkelijk (en betrouwbaar) mogelijk.
Voor mevrouw Ten Harkel-Nijhof lijkt er inmiddels een oplossing gevonden te zijn. Haar ritten van Enschede naar het Almelose ziekenhuis blijken onder ziekenvervoer te vallen. Dat betekent dat haar ziektekostenverzekeraar de extra kosten zou moeten dekken, al geldt er wel een eigen risico van 111 euro.
De kosten voor de eerste rit, eerder deze week, kan ze alsnog declareren. Tenminste: als de verzekeraar, die eerder aangaf geen partij te zijn, haar declaratie nu wel accepteert.
Blijft de vraag of het niet wat overzichtelijker kan. Om vervoersperikelen van dit soort in de toekomst te voorkomen. Dit verhaal begon bij een incident, iets dat, voor zover bekend bij de Zorgloketten in Hengelo en Enschede, niet eerder voorkwam.
Volgens een woordvoerder van het CIZ, het orgaan dat de indicatie voor ziekenvervoer moet afgeven, hoort men bij die instelling ‘dit verhaal wel vaker’.
Het doet vermoeden dat er toch meer Tukkers zijn die, na enkele pogingen om buiten hun woonplaats aangepast vervoer te regelen, de ritten uiteindelijk maar zelf hebben betaald.