Is er in de toekomst nog ruimte voor boeren in Enschede? Dat is misschien de meest indringende vraag, even prangend als bijna retorisch, die het bestuur van Stawel vandaag stuurde in een brief aan de Enschedese gemeenteraad. De brandbrief is een reactie op de doelen die minister Van der Wal (Natuur en Stikstof) de provincie voorhoudt. De gevolgen daarvan voor Enschedese boeren zijn enorm, zo stelt het bestuur van de plattelandsontwikkelaar.
De provincie oefent druk uit op het ministerie om veel meer rekening te houden met de agrarische sector bij de stikstofplannen. Stawel roept de Enschedese politiek op om zich solidair te verklaren met 'hun' boeren en met de eigen Tweede-Kamerfracties in gesprek te gaan over de dreigende gevolgen voor agrarisch Enschede.
Het is vooral het tempo waarin de nieuwe maatregelen moeten worden doorgevoerd dat Stawel (Stichting voor duurzame plattelandsontwikkeling Enschede) zorgen baart. Dat stelde Stawel-consulent Gerrit Meutstege in 1Twente Vandaag. “Wij zijn geen agrarische belangenvereniging, dat is LTO, maar wij staan wel voor een vitaal en leefbaar platteland. Daar spelen boeren een belangrijke rol in.”
Dat Enschedese buitengebied is wat het is, mede dankzij de aanwezigheid van boeren, volgens Meutstege. En die boeren dreigen nu te verdwijnen. Boeren die in de voorbije jaren al tal van maatregelen hebben genomen om duurzamer te produceren - en dus ook de uitstoot van stikstof te beperken. Dat die transitie van het boerenbedrijf nodig is, staat voor Stawel niet ter discussie. Maar Rome is niet in een dag gebouwd en verandering van een hele sector kost tijd.
Nou is het tijdspad dat het kabinet met haar plannen voor ogen heeft niet duidelijk. ‘Versneld terugdringen van stikstofuitstoot’ is het doel. Maar in welke versnelling dat moet gebeuren, is onbekend. Meutstege vermoedt dat het kabinet hoog inzet, in de wetenschap dat er de nodige weerstand gaat komen. Plannen kunnen dan altijd nog wat worden afgezwakt, zonder dat doelen in gevaar komen.
Overijssel heeft al aangegeven dat stikstofuitstoot wordt aangepakt, maar wel ‘op onze manier en op ons tempo’, om het met de woorden van Meutstege te stellen. Al in 2021 startte een zogenaamde ‘gebiedsgerichte aanpak’, waarbij plannen worden gemaakt om de uitstoot van stikstof in 2030 met de helft te verminderen.
In de plannen van het Rijk gaat het om vermindering van die uitstoot tot wel 70 procent. Dat geldt dan voor de gronden binnen 1 kilometer rond Nature 2000-gebieden als het Aamsveen en het Buurserzand. Volgens Meutstege raakt dat vijf of zes bedrijven - de grenzen op de ‘kleurkaart’ van het ministerie zijn niet helemaal duidelijk. Meutstege kenmerkt de nieuwe percentage van het Rijk als ‘redelijk extreem’.
Volgens een landbouwanalyse van het kadaster in samenwerking met de landbouwuniversiteit in Wageningen telde Enschede in 2019 nog 52 melkveebedrijven, 3 varkenshouderijen en 1 pluimveebedrijf. Op de melkveebedrijven - het leeuwendeel - wordt geen intensieve veeteelt bedreven. Destijds werd een geleidelijke daling van het aantal bedrijven voorzien. Met de nieuwe plannen van het Rijk zal volgens Stawel binnenkort de helft tot driekwart verdwijnen.
In de zogenaamde ‘transitiegebieden’, voorbij die grens van 1 kilometer rond kwetsbare natuur, moet de uitstoot van stikstof met 45 procent teruggedrongen worden. Meutstege: “Dan zou je bijna zeggen, om en om moet er een boer stoppen.”
De economische modellen van de bedrijven in deze gebieden zijn niet gebaseerd op een dergelijke inkrimping van veestapels. Anders gezegd: als die geen tijd krijgen om zich aan te passen, vallen ze om. In het Enschedese buitengebied dreigt dat scenario voor de helft tot driekwart van de nog bestaande bedrijven.
Wat veel boeren steekt, zo verwoordt ook Meutstege, is dat de Nederlandse agrarische sector de meest duurzame ter wereld is. Dat is niet vanzelf gegaan: in de voorbije jaren is maatregel op maatregel gestapeld om dat voor elkaar te krijgen. Met effect. Tussen 1990 en 2017 is de uitstoot van stikstof in de sector met ruim 64 procent afgenomen, zo becijferde het RIVM. Sindsdien is de terugdringing van de stikstofuitstoot gestagneerd.
En dan nog iets: voor de luchtvaart hanteert het RIVM een aangepaste norm bij de berekening van stikstofuitstoot. Vluchten boven de 3000 voet (914,4 meter) worden niet meegerekend. Wat meetelt zijn alleen de toestellen die op Schiphol landen en vertrekken en de meters die zij daarbij afleggen onder die grens van 3000 voet. In de rekensom die dan wordt gemaakt, is de luchtvaart (met 1,2 miljoen kilo per jaar) een kleuter in vergelijking met de boeren (106 miljoen kilo).
Natuurlijk stoot een Boeing op 10 kilometer evenveel stikstof uit als op 1 kilometer hoogte. Volgens onderzoekers zelfs (flink) meer: tachtig procent. Vraag is alleen welk deel daarvan wordt opgenomen in de lucht en welk deel neerslaat. Europa beveelt aan om alle vliegverkeer mee te rekenen. Landen als België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk doen dat dan ook. Nederland niet.
De uitstoot van stikstof op grotere hoogte wordt wel meegenomen, hij wordt alleen niet toegeschreven aan de luchtvaart maar aan de bijdrage stikstof die komt overwaaien uit het buitenland (32 procent van het totaal).
De boeren vinden dan ook dat hun sector opdraait voor het probleem, waarbij andere sectoren - met name de luchtvaart - worden gespaard.