Enschede lijkt afstand te gaan nemen van ‘schoon en leefbaar’ bij het vaststellen van het recht op huishoudelijke hulp. Dat recht moet, als vanouds, weer worden uitgedrukt in uren. Dat lijkt een meerderheid van de Enschedese raadsleden te vinden, maar ook wethouder Niels van den Berg geeft aan de koers te willen verleggen.
Over die kwestie is jarenlang gesteggeld in de Enschedese politieke arena. Opeenvolgende meerderheden in de raad steunden verschillende constructies waarin een schoon en leefbaar huis de maatstaf was voor geleverde huishoudelijke hulp. Hulpverleners in de stad en raadsminderheden vonden dat te vaag; inwoners wisten niet meer waar zij aan toe waren. Hun recht moest worden vastgesteld in uren. Bovendien lag daar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die Enschede dwong uren op te nemen in beslissingen.
De constructie die Enschede koos om zowel ‘schoon en leefbaar’ als dat urencriterium overeind te houden, lijkt het merendeel van de leden van de gemeenteraad nu toch te complex geworden. In een recent onderzoek kwam de Enschedese Rekenkamercommissie tot een vergelijkbare conclusie: eigenlijk weet inmiddels niemand meer waar ‘ie aan toe is - inwoners, zorgverleners, noch de gemeente zelf.
Van den Berg stelde gisteravond tijdens een raadsdebat bij herhaling dat Enschede zich weliswaar heeft gehouden aan die uitspraak van de CRvB - een standpunt waarover de meningen verschillen - maar dat het duidelijker en beter kan. Hij zegde toe binnen drie weken met een voorstel te komen waarin niet meer ‘schoon en leefbaar’ het criterium is maar het recht op hulp in de huishouding weer in uren wordt uitgedrukt. Voor zowel zorgverleners als inwoners.
Dat laatste is saillant. In beslissingen over thuishulp werd al een indicatie gegeven van het aantal uren waarop recht bestond. Inwoners konden daar alleen weinig mee. Dat was ook niet per se de opzet van die vermelding, zoals valt op te maken uit een reactie op een vraag aan Van den Berg, gisteravond. Plat gezegd: die urenindicatie in beslissingen op thuiszorg werd toegevoegd met het oog op de inkoop van zorg. Niet om de rechtspositie van inwoners te verbeteren.
De gemeente rekent die vermelde uren af met de zorgverlener. De zorgverlener heeft de opdracht om die uren flexibel in te zetten en de hulp te leveren waar dat nodig is. Voor inwoners is niet duidelijk waar zij aan toe zijn. Zorgverleners worden dus vergoed op basis van objectief vastgestelde tijd. Maar inwoners kunnen weinig met die uren op jaarbasis in hun beslissing, uren die ook nog eens flexibel worden ingezet.
Daarmee blijft de vraag of de werkwijze van Enschede voor inwoners inderdaad - zoals de wethouder stelt - de juridische toets van rechtszekerheid kan doorstaan.
Nu de zeilen worden bijgesteld onder een nieuwe wind en raad en college afstevenen op nieuw beleid - uren in plaats van ‘schoon en leefbaar’ - roept dat de vraag op hoe het zit met de rechtmatigheid van de beslissingen die in de afgelopen jaren zijn genomen. Moeten die worden herzien? En wat gaat daar dan uit komen?
Van den Berg gaf toe dat nieuw beleid meer geld gaat kosten. Anders gezegd: het resultaat zal zijn dat inwoners per saldo wat meer tijd krijgen voor hulp in de huishouding. In het geval de oude werkwijze juridisch toch zou rammelen en al genomen beslissingen opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden, wordt herziening van het beleid een kostbare grap voor de gemeente.
Inspreker Jan Veldhuizen, voorman van het Diaconaal Platform, sprak stevige woorden na afloop van het debat. Het roer moet om, wat hem betreft. “Dit kan niet. Nu doorgaan op de oude voet, willens en wetens, zou onbehoorlijk bestuur zijn.”
Veldhuizen hekelde ook de woordkeuze van verschillende sprekers tijden het debat. “U hebt het over cliënten, maar het gaat hier over burgers. Burgers! Als je het over cliënten hebt, praat je over de markt. Dit is geen markt, dit is de samenleving. Ik vraag mij af of die woordkeuze een symptoom is.”
Hij refereerde daarmee aan wat hij aan het begin van het debat inbracht. “Bij de uitvoering van de bijstand werd zo strikt als maar mogelijk was vastgehouden aan de wet. Bij de uitvoering van hulp in de huishouding wordt de wet zo losjes mogelijk uitgelegd. Beide niet in het belang van inwoners, maar in het voordeel van de gemeente. Om de begroting dicht te krijgen. Dat is willekeur.”