Ondersteuning Huishouden - thuishulp of hulp in de huishouding - staat vanavond opnieuw op de agenda van de Enschedese gemeenteraad. “Eigenlijk zou die gemeenteraad moeten zeggen: ‘Dit moet van tafel’”, stelt de voorzitter van het Diaconaal Platform Enschede. Hij stuurde een brandbrief. Oud-raadslid Erwin Versteeg schreef de gemeenteraad maandagochtend een brief.
Aanleiding voor het debat in de gemeenteraad en de brieven van Veldhuizen en Versteeg zijn een onderzoek van de Enschedese Rekenkamercommissie en een memo van het college over dat onderzoek. In dat memo wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan de knelpunten en de aanbevelingen in het rapport van die de Rekenkamercommissie, vinden beide heren. Maar zij staan niet alleen. Ook diverse raadsfracties en andere partijen in de stad hebben bezwaren.
De Enschedese uitvoering van Ondersteuning Huishouden, zoals het formeel heet, oogst al jaren kritiek. Die draait in de kern om de manier waarop het besluit over het recht op thuishulp wordt geformuleerd. Van oudsher werd dat recht altijd uitgedrukt in uren per week. Enschede koos er in 2016 voor om daar vanaf te stappen en ‘een schoon en leefbaar huis’ als uitgangspunt te nemen. Het recht op thuishulp werd uitgedrukt in een lijst van huishoudelijke taken die wekelijks, maandelijks of jaarlijks moeten worden gedaan.
Maar met dat ‘schoon en leefbaar’ is de rechtspositie van inwoners met thuishulp in het geding. Dat vinden niet alleen politici en hulpverleners, dat was in feite ook wat de Rekenkamercommissie constateerde. Niet alleen inwoners, maar ook zorgorganisaties en de gemeente hebben onvoldoende mogelijkheden om te kunnen checken of de thuishulp waarop recht bestaat ook echt wordt geleverd.
Aan dat rekenkameronderzoek en de discussie in de Enschedese gemeenteraad gingen diverse uitspraken van rechters vooraf. De belangrijkste was een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in februari 2019.
Platformvoorzitter Jan Veldhuizen stuurde afgelopen vrijdag een brandbrief naar de Enschedese gemeenteraad. Aanleiding was een memo van de wethouder aan de raad waarin Enschede naar zijn smaak onvoldoende doet om de problemen, zoals die ook worden geconstateerd in het onderzoek van de Rekenkamercommissie, te verhelpen. Daar komt bij dat het Diaconaal Platform in gesprek was met de gemeente over aanpassingen, maar dat die geluiden niet zijn meegenomen in het voorstel van het college. En dat was wel toegezegd, volgens Veldhuizen.
Ook voormalig raadslid Erwin Versteeg (Verbindend Enschede) stuurde de nieuwe gemeenteraad een brief over de kwestie. Versteeg zat in de stuurgroep die het onderzoek van de Enschedese Rekenkamer begeleidde. Ook in zijn optiek komt het voorstel van het college onvoldoende tegenmoet aan de gerezen bezwaren tegen de huidige werkwijze.
Versteeg vreest nieuw uitstel van aanpassingen aan de Enschedese werkwijze, die zowel hij als Veldhuizen en verschillende raadsfracties als onwettig beschouwen. Nadat de hoogste rechter Enschede begin 2019 terugfloot, zegde toenmalig minister De Jonge een wetswijziging toe die het wel mogelijk zou maken om ‘schoon en leefbaar’ als uitgangspunt te nemen. Enschede paste daarop de werkwijze enigszins aan, maar bleef vasthouden aan dat uitgangspunt.
In de tussentijd is er in het Haagse niets gebeurd dat erop wijst dat die wetsaanpassing er ook echt gaat komen. Feitelijk doet de gemeente daarmee al drie jaar iets dat nog altijd niet mag, stellen verschillende partijen.
In het nieuwe voorstel van het college wordt opnieuw op nieuwe wetgeving geanticipeerd. Invoering wordt niet eerder dan 2025 verwacht. Voordat rechters die eventuele wetsaanpassing juridisch hebben getoetst, is het 2027. Anders gezegd: de kans bestaat dat Enschede tegen die tijd acht jaar een werkwijze heeft gehanteerd die de rechtszekerheid van inwoners aantast.
Inwoners die recht hebben op Ondersteuning Huishouden hebben op dit moment nauwelijks een poot om op te staan als zij het niet eens zijn met dat recht. Deels omdat ‘schoon en leefbaar’ nogal subjectief is en niemand daar een maatstaf voor heeft.
Maar ook de beslissing waarin staat waarop zij recht hebben biedt amper aanknopingspunten. Dat blijkt ook uit onderzoek dat 1Twente naar die beslissingen deed. In nieuwe beslissingen worden weliswaar uren vermeld, maar die zijn indicatief en op jaarbasis. Wie dat aantal vermelde uren wil toetsen, heeft een ingewikkeld rekenmodel nodig. En dan nog: het werkelijke aantal geleverde uren kan afwijken van wat er in die beslissing staat.
Wij constateerden in één geval dat het aantal toegewezen uren niet correct was. Dat bleken er vijftig minder dan er, op basis van de rest van de beslissing, hadden moeten zijn. In andere gevallen bleef het ook voor ons onduidelijk hoe de aangegeven uren tot stand waren gekomen. In oudere beslissingen worden helemaal geen uren vermeld.
De Enschedese gemeenteraad vergadert vanavond over deze kwestie. Daarbij zal het vooral gaan over de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van de Enschedese Rekenkamercommissie. Het is aan de raadsleden om af te wegen wat die conclusies en aanbevelingen betekenen en of het voorstel van het college daar voldoende aan tegemoetkomt.
De belangrijkste vraag - namelijk: of de Enschedese werkwijze überhaupt juridisch door de beugel kan - is in dat onderzoek niet gesteld. Maar ook daarover zal de raad zich een oordeel moeten vormen. Dat kan op basis van die uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit 2019, maar het kan ook zijn dat de raad toch nog een juridische toets wil.