Wie een paar jaar terug op een zomerse dag in de Enschedese parken liep, zag dat volledige bomenrijen waren afgezet met rood-witte linten. Om de overlast van de eikenprocessierups te verminderen, gaf de gemeente in de jaren die volgden tonnen uit aan de bestrijding ervan. Dit leverde het gewenste resultaat op. Ook dit jaar is de gemeente er vroeg bij om de hinder van deze jeukrupsen zo laag mogelijk te houden. “In 2018 hadden we 4000 meldingen van overlast, Vorig jaar waren het er 300.”
In het midden van de maand april is gemeente Enschede gestart met het bestrijden van de processierups. Net zoals vorig jaar is er een bedrag van ongeveer een half miljoen gereserveerd voor dit doel. De gemeente heeft verschillende manieren hoe ze op de langere en kortere termijn het aantal processierupsen kunnen verminderen.
Om te voorkomen dat de Enschedeërs zomers last hebben van de rupsen, worden ze zodra ze uit hun ei komen meteen aangepakt. Er wordt gebruik gemaakt van twee middelen. Zolang de bomen nog aan de kalere kant zijn wordt er gebruik gemaakt van aaltjes. Dit zijn een soort microscopische wormpjes die de rups van binnenuit kunnen opeten. “Aaltjes moeten direct op de rupsen gespoten worden, daarom kan het alleen als er weinig groen op de bomen zit,” vertelt bestrijdingsaanvoerder Carlijn Hartlief. “We moeten dit s’ avonds doen omdat de aaltjes niet tegen zonlicht kunnen.”
Als de bomen in de bloei komen wordt er gekozen voor een andere aanpak. Er worden bacteriën op de bladeren gespoten waar de rupsen niet tegenkunnen. Volgens Hartlief eten de rupsen de bladeren in de eik op waardoor ze ook de bacteriën innemen. Het voordeel hiervan is, is dat de rupsen die dit doen sterven. Het nadeel is dat de andere diertjes die van de eikenbladeren eten, hier ook last van hebben. “De bacteriën worden alleen de eiken gespoten en daarom hebben de vele dieren in de andere bomen geen last,” zegt Hartlief.
De directe bestrijding is recentelijk begonnen, maar achter de schermen is de gemeente ook bezig met de aanpak voor de langere termijn. “We zetten heel erg in op het verhogen van de biodiversiteit in de stad. Als er meer verschillende soorten bomen, bloemen en planten komen, neemt het aantal verschillende dieren toe. Dit trekt ook natuurlijke vijanden van de rups aan.” Hartlief weet wel een dier te benoemen die de mens een handje helpt. “De sluipwesp is echt wel lekker bezig om die rupsen op te eten,” lacht ze.
Doordat er in enkele delen van de stad beschermde vlindersoorten zijn gespot, mag er niks gespoten worden op deze plekken. Dit lijkt in het kader van biodiversiteit geen probleem te zijn, integendeel zelfs. “ Als er meer diersoorten zijn wordt de rups op een natuurlijke wijze teruggedrongen,” zegt Hartlief. “Daarnaast kunnen de nesten weggezogen worden als er overlast is. Op de stukjes natuur die van waarde zijn voor de natuurlijke vijanden of beschermde vlinders wordt niks gespoten. De vlinderkaart is leidend voor de opzet van de preventieve bestrijding."