Wat zijn de gevolgen van landelijke en lokale regelingen voor de laagste inkomens in Enschede? In de zogeheten Minima Effectrapportage brengt het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) om het jaar de situatie voor verschillende soorten huishoudens op en rond de armoedegrens in beeld. Niet iedereen lijkt te kunnen rondkomen als hij of zij er ook nog een sociaal leven op na wil houden. En dan zijn de stijgende energie- en voedselprijzen nog niet eens meegenomen.
Het tweejaarlijkse NIBUD-onderzoek in Enschede is deze week gepubliceerd, maar dateert nog van november vorig jaar. Het instituut heeft voor acht verschillende huishoudtypen op drie verschillende inkomensniveaus (100 procent, 110 procent en 120 procent van het sociaal minimum) berekend wat het effect is van landelijke maatregelen, zoals huurtoeslag, en lokale maatregelen, zoals kwijtschelding van belastingen. Conclusie is dat bijna alle huishoudens met een laag inkomen in staat moeten zijn om hun basisuitgaven te bekostigen.
Bijna alle huishoudens, want uit de NIBUD-rapportage blijkt dat zelfstandig wonende 18-jarigen niet kunnen rondkomen hun maandelijkse inkomen. Of ze nu werken voor een minimumloon, een bijstandsuitkering krijgen of moeten leven van een studiefinanciering; in alle gevallen blijft er onder de streep te weinig over om de vaste lasten en terugkerende kosten (zoals boodschappen en kleding) van te kunnen betalen. Laat staan dat er geld is om leuke dingen te doen.
Het NIBUD heeft de situatie van verschillende huishoudtypen in de situatie van lage inkomens beoordeeld. Het gaat hierbij om: alleenstaande, alleenstaande met chronische ziekte of beperking, zelfstandig wonende 18-jarige, eenoudergezin (kinderen 3 en 5 jaar), eenoudergezin (kinderen 14 en 16 jaar), stel zonder kinderen, stel met jonge kinderen (3 en 5 jaar), stel met oudere kinderen (14 en 16 jaar) en stel met twee kinderen (14 en 18 jaar).
Het NIBUD vraagt de gemeente Enschede opnieuw om aandacht voor deze groep jongeren. Het college erkent dat er sprake is van een lastige situatie. Afgelopen jaar is daarom de bijstandsuitkering voor 18-, 19- en 20-jarigen al aangepast naar het wettelijk minimumniveau voor 21-jarigen. Daarmee is het financiële gat behoorlijk ingelopen, maar nog steeds niet voldoende blijkt dus.
Wanneer ook sociale participatie als component wordt meegenomen, is duidelijk dat het bij meer huishoudtypen gaat wringen om rond te komen. Alleenstaanden met een chronische ziekte of beperking die moeten leven van een uitkering houden geen geld over voor deelname aan het sociale leven. Hetzelfde geldt voor een koppel dat een bijstandsuitkering ontvangt en twee oudere kinderen in huis heeft.
Tot de inkomsten van de onderzochte huishoudtypes worden behalve een uitkering ook verschillende compensatieregelingen gezien. Daarbij valt te denken aan huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget. Onder de basisuitgaven worden noodzakelijke kosten zoals de huur, vaste lasten, boodschappen en kleding gerekend. Onder sociale participatie vallen contributies en abonnementen, bezoek ontvangen en op bezoek gaan, vakantie, uitgaan en recreatief vervoer.
Tot slot blijkt dat alleenstaanden en stellen zonder kinderen aan het einde van de maand onder aan de streep zo weinig overhouden, dat zij zeer kwetsbaar zijn voor onverwachte tegenvallers. ‘Als er sprake is van persoonlijk onvermijdbare uitgaven, zoals (onverwachte) zorgkosten, een hogere huur, een slecht geïsoleerde woning, schulden, etc., zal dit al snel leiden tot een tekort’, aldus het Nibud.
Het Nibud adviseert de gemeente om ook voor (bepaalde) volwassenen een bijdrage in het leven te roepen ten behoeve van sociale participatie. Voor kinderen bestaan dergelijke regelingen al. Met zo’n financiële tegemoetkoming zou bijvoorbeeld het lidmaatschap van een sportclub kunnen worden bekostigd.
Het college van Enschede neemt het advies van het Nibud niet over. De armoederegelingen in Enschede richten zich met extra hoge prioriteit op de jongste inwoners. Het instellen van een vergoeding voor sociale participatie voor volwassenen zou bovendien een behoorlijke aanspraak doen op de gemeentelijke begroting.
De cijfers waarmee het Nibud heeft gerekend stammen nog uit januari 2021. Dat houdt in dat er in de rapportage die deze week is gepubliceerd nog geen rekening is gehouden met de laatste ontwikkelingen in het prijspeil van verschillende producten.
De stijging van de energie-, benzine- en voedselprijzen zijn dus hoger dan is aangenomen. Ter vergelijking: alleen al de energieprijzen zijn 19 procent hoger dan waar in het Nibud-rapport rekening is mee gehouden. Dit zou al betekenen dat ook de groepen alleenstaanden en stellen zonder kinderen in het gedrang komen als ook sociale participatie wordt meegenomen.
Huishoudens met een laag inkomen (op of net boven het sociaal minimum) krijgen in 2022 een extra tegemoetkoming van 200 euro voor de stijgende energiekosten. Inwoners met een bijstandsuitkering krijgen het bedrag vanzelf. Andere inwoners moeten de tegemoetkoming aanvragen bij de gemeente.