De Enschedese rekenkamercommissie presenteerde vorige week een rapport naar de manier waarop de stad huishoudelijke hulp heeft ingericht. De belangrijkste vraag is daarin niet gesteld en niet beantwoord: kan het juridisch wel door de beugel?
Die vraag is relevant omdat de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter van ons land, de Enschedese werkwijze heeft gecorrigeerd. Enschede heeft daarop haar beleid aangepast, maar het uitgangspunt daarvan niet gewijzigd.
Enschede stelde het recht op huishoudelijke ondersteuning niet meer vast op basis van een bepaald aantal uren zorg, maar formuleerde een doel dat behaald moest worden: een schoon en leefbaar huis. Dat leidt tot rechtsongelijkheid, oordeel de rechter. Schoon en leefbaar is immers lastig meetbaar en - dus - controleerbaar. Enschede moest weer uren vermelden in beslissingen over huishoudelijke ondersteuning.
Na die uitspraak - in februari 2019 - heeft Enschede haar beleid aangepast en een urenindicatie toegevoegd aan haar beslissingen. Maar het uitgangspunt bleef dat resultaat ‘schoon en leefbaar’.
Gedachte daarachter is dat bureaus die huishoudelijke ondersteuning bieden flexibel kunnen omgaan met hun uren. Inwoners die even wat meer hulp nodig hebben, kunnen dat krijgen. Kan een inwoner (weer) wat meer zelf, dan kan de thuiszorgmedewerker met wat minder toe.
Maar met die beleidsaanpassing blijft het de vraag of de werkwijze van Enschede voldoende aansluit bij die uitspaak van de CRvB.
Precies die vraag is in het onderzoek van de rekenkamercommissie, uitgevoerd door Berenschot, niet gesteld en beantwoord. Daarmee lijkt iedere verdere discussie over de Enschedese werkwijze voorbarig en mogelijk zinloos. Bij de presentatie van dat rapport in de gemeenteraad waren diverse fracties dan ook kritisch.
GroenLinks woordvoerder Jelle Kort was de eerste die de uitspraak van de CRvB op tafel legde. “Ik heb het gevoel dat jullie aan dat probleem voorbijgaan. Als je een tijdindicatie geeft, moet je die ook invullen. Dan kun je niet tegelijkertijd van een zorgaanbieder vragen om die uren flexibel in te zetten.”
Onderzoeker bij Berenschot Paul Schenderling verwees in zijn reactie naar een informele aankondiging van Hugo de Jonge, toen Minister van Volksgezondheid, meteen na de eerder genoemde uitspraak van de CRvB. Er zou een wetswijziging komen die gemeenten de rechtsgrond zou bieden om te gaan sturen op resultaat - dat ‘schoon en leefbaar’ - in plaats van op uren. Enschede koos, in afwachting van die wijziging, voor een tussenoplossing.
Die aankondiging van De Jonge dateert inmiddels van drie jaar geleden. Een concreet voorstel voor wijziging van de wet is nog niet in zicht, zei ook Schenderling. Berenschot heeft zelfs navraag gedaan bij het Ministerie.
Voor de tussenoplossing van Enschede - uren vermelden in beslissingen maar blijven sturen op resultaat - ontbreekt dus de wettelijke basis. En dat blijft nog wel even zo; wetswijzingen gaan niet zo snel.
Margriet Visser, fractievoorzitter van Enschede Anders, was nog wat scherper dan haar collega Kort. “U gaat volledig nat. Wat hier in de praktijk gebeurt, klopt niet.” Zij hekelde de aanbevelingen van Berenschot, die uitgaan van vasthouden aan een werkwijze die in haar ogen niet deugt. “De aanbeveling had moeten zijn: het kan niet, wat hier gebeurt.”
Berenschot heeft in haar rapport geen uitspraak gedaan over de vraag of Enschede wel of niet binnen de wettelijke kaders blijft, stelde Schenderling daar tegenover. Daar ging het onderzoek niet over. De onderzoekers stelden wel vast dat de huidige werkwijze nog altijd tot rechtsongelijkheid leidt.
Schenderling ziet voordelen in de manier van werken van de gemeente Enschede - de beperkte middelen en uren komen terecht bij de mensen die ze het hardst nodig hebben. “Als de gemeente daaraan vast wil houden - en daar zijn goede argumenten voor - dan bevelen wij aan om dat volledig te doen”, stelt de onderzoeker.
Dat laatste gebeurt nu niet. Berenschot stelde vast dat het de helft van de zorgbureau’s niet lukt om flexibel om te gaan met hun uren. Ook dat leidt tot rechtsongelijkheid: de hoeveelheid zorg die je krijgt en de manier waarop dat wordt bepaald, hangen immers af van het bureau dat die zorg levert.
Samengevat blijven er twee vragen over, die achtereenvolgens beantwoord moeten worden. De eerste is of ‘schoon en leefbaar’ in combinatie met een beslissing in uren over het recht op huishoudelijke hulp wettelijk kan. Is dat het geval, dan pas is de vraag aan de orde hoe je die twee werkelijkheden van ‘schoon en leefbaar’ en zorg in uren tot een voor iedereen begrijpelijk geheel smeedt.
De gemeente is verantwoordelijk en moet kunnen sturen op een objectief en meetbaar criterium. Zorgaanbieders moeten inwoners de zorg bieden waarop zij recht hebben (en die zij nodig hebben). Inwoners moeten weten wat hun recht op zorg is en daar een beroep op kunnen doen.
De rekenkamercommissie is bevoegd om ook op juridische haalbaarheid te toetsen. Kort vroeg de Enschedese rekenmeesters dan ook om dat alsnog te doen.
Harry de Boer, voorzitter van die rekenkamer, zegde het niet met zoveel woorden toe, maar sloot dat ook niet uit. “Dat kun je er niet in vijf minuten bij doen en dat paste niet binnen de kaders nu, maar ik kan me voorstellen dat we daar in de toekomst nog een keer op terugkomen.”