Andries Heidema, Commissaris van de Koning in Overijssel, sprak vrijdagochtend het parlement van de Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen toe. De Duits-Nederlandse samenwerking is ouder dan wijzelf en zal ons overleven, stelde hij. Maar blijvend nabuurschap vraagt evengoed onderhoud.
Heidema sprak het parlement van de deelstaat toe op uitnodiging van de Duitse Commissie Europa Internationaal. En dat is uitzonderlijk. Zowel Overijssel als Nordrhein-Westfalen vinden samenwerking belangrijk, maar cultuurverschillen kunnen daarbij parten spelen. Heidema benoemde vruchten van die samenwerking, maar stipte ook die verschillen aan.
Illustratief voor die samenwerking waren de open grenzen tussen Nederland en Duitsland ten tijde van de pandemie. “Waar alle grenzen dicht gingen, soms met betonblokken op de weg, bleef die langs de Nederlandse oostgrens open”, zei Heidema in een interview met 1Twente eerder deze week.
In zijn toespraak voor het NRW-parlement noemde hij de hulp van Duitse ziekenhuizen als voorbeeld van bi-lateraal noaberschap. “Dat nabuurschap reikt voorbij landsgrenzen. Dat hebben wij ervaren toen u ziekenhuisbedden ter beschikking stelde voor Nederlandse coronapatiënten. Nogmaals dank voor die hulp!”
Heidema refereerde verder onder meer aan de samenwerking tussen Nederlandse en Duitse waterschappen in de grensregio’s. Daarbij gaat het om onder meer het tegengaan van droogte als gevolg van klimaatverandering en de zorg voor gifvrij en schoon oppervlaktewater.
Ook de bestrijding van criminaliteit is al van oudsher zo’n typisch samenwerkingsthema. Boeven en boefjes houden zich immers niet aan landsgrenzen. Of juist wel: maar dan maken ze er dankbaar gebruik van. Dat heet dan 'smokkelen' of 'vluchten'.
In zijn toespraak nodigde Heidema zijn toehoorders aan zijn denkbeeldige keukentafel, waar hij vragen en verschillen besprak. Bestuurlijke processen verlopen wezenlijk anders in beide landen. Nederland pakt aan, maar ploetert soms ook lang in de polderklei. In Duitsland worden besluiten langs meer formele wegen genomen.
En de macht is in beide landen anders verdeeld. Duitse deelstaten hebben beduidend meer zeggenschap dan Nederlandse Provincies. Datzelfde geldt voor de bestuurders die er aan het roer staan. Heidema moet het hebben van overleg en overtuigingskracht, de president van een Duitse deelstaat kan veel beslissen. Dat is ook niet zo vreemd. Overijssel telt ongeveer 1,2 miljoen inwoners, NRW telt meer ingezetenen dan heel Nederland (bijna 18 miljoen).
Een voorbeeld: onze Duitse buren zien graag meer aandacht voor Duitstalig onderwijs in de grensregio’s. Ook de Nederlandse bestuurders langs de grens zien dat belang. Maar Nederlandse Provincies gaan niet over onderwijs - dat is een zaak van het ministerie en de scholen zelf.
“Je besser man sich kennt und versteht, desto einfacher wird die Zusammenarbeit” (1), zei Heidema over die verschillen. In de Duits-Nederlandse samenwerking is begrip van cruciaal belang. Je moet weten wat je van elkaar kunt verwachten en aan welke knoppen je samen kunt en moet draaien om iets in gang te zetten.
Heidema’s bezoek aan de Landsdag krijgt een vervolg. Er is een Duits tegenbezoek in voorbereiding dat, als het aan de Commissaris van de Koning ligt, niet beperkt blijft tot de Staten. “Daar is deze samenwerking te belangrijk voor. Ik wil er meer partijen uit Overijssel bij betrekken.”
Wellicht is ook dat een mooi voorbeeld van de verschillen. In die Provinciale Staten wordt best veel beslist, maar veel ook niet. Heidema moet het vooral ook hebben van overleg met allerlei partijen in ‘zijn’ provincie.
(1) vertaling:
“Hoe beter we elkaar kennen en begrijpen, des te gemakkelijker wordt onze samenwerking.”