De gemeente Enschede heeft het beleid voor het verstrekken van een voorschot bij een bijstandsaanvraag versoepeld. Aanleiding was een rapport van de Enschedese rekenkamer uit 2017 met de vaststelling dat de gemeente zich niet hield aan de bijstandswet. Er zijn geen signalen dat dat nieuwe beleid tot problemen bij terugvorderingen leidt, blijkt uit nieuw onderzoek.
Enschede verleende alleen een voorschot als de aanvrager daar expliciet om vroeg. De rekenkamer stelde in 2017 vast dat de gemeente daarmee in strijd handelde met de wet.
De gemeente paste daarop het beleid aan en verleent sindsdien standaard een voorschot als een beslissing op een bijstandsaanvraag niet binnen vier weken genomen kan worden. Zo’n voorschot is bedoeld om te voorkomen dat aanvragers te lang zonder enige vorm van inkomsten zitten en in problemen komen.
Dit jaar deed de rekenkamer opnieuw onderzoek naar die voorschotten. Dat gebeurt altijd na zo’n beleidsaanpassing. De rekenkamer controleert ermee of aanbevelingen uit eerder onderzoek goed zijn opgevolgd. Dat was het geval, maar de rekenkamer had nog wel een aanvullende vraag voor het college: of er, zoals destijds werd gevreesd, problemen waren ontstaan bij terugvorderingen van verleende voorschotten als uiteindelijk bleek dat er toch geen recht op bijstand bestond.
De bijstandswet regelt een voorschot in het geval er niet binnen vier weken over een bijstandsaanvraag beslist kan worden. In dat geval moeten gemeenten automatisch een voorschot verlenen van 90% van het bijstandsbedrag waarop recht zou bestaan. Enschede deed dat niet uit vrees voor hoge terugvorderingen als later zou blijken dat er toch geen recht op bijstand bestond.
Volgens het college is er pas sinds maart 2019 begonnen met het herkenbaar registreren van voorschotten. Dat betekent dat er geen vergelijking gemaakt kan worden met de periode daarvoor. Daarmee is het ook onmogelijk om vast te stellen wat het verschil is tussen de effecten van de oude en de nieuwe werkwijze.
Het college geeft wel aan hoe het nu gaat. Tussen maart 2019 en half juli van dit jaar zijn er bij 205 bijstandsaanvragers in totaal 235 voorschotten teruggevorderd omdat uiteindelijk bleek dat er toch geen recht bestond. Daarmee was een bedrag van 99.000 euro gemoeid. Op een totaal van 3.100 aanvragen is dat in iets meer dan 6,5 procent van de gevallen
Daarbij gaat het niet alleen om wettelijke verplichte voorschotten, maar ook om ‘veel (niet wettelijke) “broodnood” voorschotten’, stelt het college in haar antwoord. Dat blijkt, aldus het college, uit het gemiddelde teruggevorderde bedrag van 400 euro. Wettelijke voorschotten zijn altijd 90 procent van een bijstandsuitkering en dan gaat het om hogere bedragen.
Op de vraag of die terugvorderingen tot problemen hebben geleid, antwoordt het college dat daar geen signalen van bestaan. Daarbij tekent het college aan dat een afwijzing in de meeste gevallen gebeurt omdat blijkt dat de aanvrager andere bestaansmiddelen heeft. Anders gezegd: in verreweg de meeste gevallen zitten mensen die geen recht op bijstand blijken te hebben niet zonder geld.
Inwoners die toch in problematische schulden komen, kunnen - ‘uiteraard’, zo stel het college in haar antwoord - een beroep doen op schuldhulpverlening.