Oud-directeur van SE-Fireworks - dat van de Enschedese vuurwerkramp - heeft deze week documenten gekregen waaruit blijkt dat hij op onterechte gronden is veroordeeld. Het gaat om stukken van met name het toenmalige ministerie van Verkeer & Waterstaat, waaruit blijkt dat de overheid destijds al op de hoogte was van ernstige problemen rond de regelgeving voor de opslag van vuurwerk.
Die informatie is in de onderzoeken en rechtszaken in de nasleep van de vuurwerkramp achtergehouden, zo stel Bakker. Nu pas is die openbaar gemaakt, op last van de Raad van State. Had de rechter dit geweten, dan had dat tot vrijspraak geleid, stelt Bakker op zijn website.
De documenten, die Bakker boven tafel na een Wob-verzoek en een uitspraak van de hoogste Nederlandse bestuursrechter, hebben betrekking op de classificatie van vuurwerk en op conclusies die diverse ministeries daar al in 2000 - kort na de ramp in Enschede - uit hebben getrokken.
Die conclusies werden al getrokken en gedeeld voordat de strafzaak tegen Bakker en toenmalig mede-directeur Willy Pater begon. Maar niet met de behandelend rechters - in eerste aanleg, noch in hoger beroep, in cassatie of bij het Europees Hof. Bakker concludeert op zijn website dan ook dat de overheid er alles aan gedaan heeft om deze, voor hem ontlastende informatie, achter te houden. Daardoor werden hij en Pater veroordeeld en bleef de overheid buiten schot.
Dat achterhouden zou ook blijken uit het feit dat de overheid herhaaldelijk verklaarde dat deze stukken er niet meer zouden zijn, zo stelt Bakker. En uit de lange weg die nodig was om ze uiteindelijk, zonder weggelakte tekstdelen, in bezit te krijgen. Saillant daarbij is dat een promovenda op basis van onder meer deze stukken in 2010 een proefschrift schreef over de werkwijze bij ministeries, zo weet Bakker. Daarbij is wel de inzage gegeven, die hij niet kreeg.
Dat ging om de documenten die Bakker nu wel heeft gekregen, maar ook om informatie die hem tot op heden nog altijd is geweigerd. Het ministerie stelt, net als bij de nu toch geleverde stukken, dat die informatie niet meer beschikbaar is. Bakker gelooft dat niet. “Als die stukken er in 2010 nog waren, dan moeten ze er nu ook nog zijn.”
Bakker snijdt naar aanleiding van deze documenten op zijn website een verwant vraagstuk aan: vuurwerk in opslag gedraagt zich anders dan bij transport. Dat was de belangrijkste conclusie van onderzoek naar die andere vuurwerkramp, die ruim negen jaar eerder, op 14 februari 1991, plaatsvond in Culemborg. Daarbij vielen twee doden en werd een vergelijkbaar bedrijf als dat van Bakker van de aardbodem geveegd.
Die vuurwerkramp had niemand zien aankomen. In Culemborg lag niet gevaarlijk vuurwerk opgeslagen, net als in Enschede. Maar de explosie daar, zei wat anders. De klap in Culemborg leidde tot uitgebreid onderzoek van de inspectie. Die waren belangrijke conclusies en aanbevelingen: opgesloten vuurwerk gedraagt zich onvoorspelbaar, vuurwerkbedrijven moeten niet in of in de buurt van woonwijken staan en opslagloodsen moeten worden voorzien van veiligheidsventielen zoals een dak dat bij hoge druk openklapt.
Bakker stelt dan ook dat de conclusies die de overheid trok en tot op heden volhoudt, niet deugen. Hij ontkent dat er bij zijn bedrijf te zwaar en teveel vuurwerk lag. De nu vrijgekomen documenten tonen aan daar ook geen bewijs voor is. De classificaties van het vuurwerk dat bij SE-Fireworks in opslag lag, zeggen niets. De Nederlandse regelgeving was zo belabberd dat het geen enkele basis bood voor gedegen vergunningverlening en veilige opslag. De overheid wist dat, maar hield dat zorgvuldig onder de pet.
Dat alles viel importeurs en bedrijven als dat van Bakker en Pater niet aan te rekenen, maar dat wist hun rechter niet.