In de beantwoording van raadsvragen over de zaak van Gertjan Ardesch geeft de gemeente Enschede een beeld van de werkelijkheid dat afwijkt van het vonnis van de rechter en niet strookt met de feiten.
Iets vergelijkbaars gebeurde al eerder in deze zaak. Daarbij hield de gemeente - eveneens na raadsvragen - lang vol dat Ardesch ermee had ingestemd om af te zien van een onafhankelijk onderzoek. Uit het bewijsstuk dat na lang aandringen boven tafel kwam bleek het tegendeel. Dit keer gaat het om de vraag wie er bij de rechtszaak die de gemeente tegen Ardesch aanspande in het gelijk is gesteld.
In het vonnis oordeelt de rechter de gemeente, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, tot betaling van de proceskosten. Desondanks stelt de gemeente de rechtszaak grotendeels gewonnen te hebben. Enschede Anders, de SP, de PVV en de Groep Versteeg willen weten waar de gemeente dat op baseert.
Het gaat in deze zaak om een slepend conflict tussen ondernemer Ardesch en de gemeente Enschede. Aanleiding waren geschillen over huurbedragen en gehuurde ruimten in De Spinnerij. Ardesch verleende daar onder andere facilitaire diensten. De gemeente forceerde een rechtszaak, waarover nog altijd grote vragen leven.
In het antwoord op de vraag hoe de gemeente er bij komt de rechtszaak tegen Ardesch grotendeels gewonnen te hebben, wordt een alternatieve becijfering van het vonnis als onderbouwing gegeven. Daarin zou Ardesch de gemeente 6000 euro meer verschuldigd zijn dan wat de rechter feitelijk bepaalde. En - nog opmerkelijker - ook 6000 euro meer dan de gemeente na de uitspraak bij Ardesch in rekening bracht.
In die alternatieve berekening zijn een paar posten buiten beschouwing gelaten.
De belangrijkste is een claim van Ardesch op de gemeente die de rechter honoreerde. Verder heeft de gemeente in de bijlage bij het antwoord een hogere boete berekend dan de rechter oplegde en de veroordeling tot de kosten voor de rechtszaak buiten beschouwing gelaten. Daarbij was de aanvankelijke eis van de gemeente 4000 euro hoger dan gepresenteerd in de bijlage van dit antwoord aan de raad.
De zaak Ardesch is verworden tot een jungle van cijfers en woorden, waarin je makkelijk verdwaalt. En waaruit je selectief informatie kunt sprokkelen. Maar in de kern ligt het allemaal zo ingewikkeld niet - het is ingewikkeld geworden. Voor een uitgebreide analyse verwijzen wij naar het artikel dat we hier eerder over schreven, maar als het om de vraag gaat wie de rechtszaak won, zijn dit de feiten.
Ardesch had een huurschuld bij de gemeente Enschede. Hij had geruime tijd meer ruimte gehuurd in De Spinnerij, destijds nog in eigendom van de gemeente, dan hij kon exploiteren. In het najaar van 2016 werd een betalingsregeling afgesproken. Ardesch kwam die regeling keurig na, zo blijkt uit het vonnis, toch zette de gemeente in december 2016 die betalingsregeling stop. Waarom is niet duidelijk.
De rechtszaak, die twee jaar later startte en in meerdere zittingen werd behandeld, draaide om achterstallige huur en verleende facilitaire diensten. De gemeentelijke claim voor huur bestond uit drie delen: een restschuld over 2016 van ongeveer 6000 euro; een huurschuld voor een illegaal gebruikte ruimte en niet betaalde huur over de eerste vier maanden van 2017.
Ardesch had vanaf januari 2017 geweigerd te betalen. De belangrijkste reden was dat hij het niet eens was met de in rekening gebrachte huursom - die was hoger dan volgens overeen was gekomen.
Hij probeerde vanaf januari 2017 met de gemeente in gesprek te komen, maar dat lukte niet. Ondanks verschillende pogingen daartoe, waaronder de bemiddeling van een raadslid. Pas in april 2017 - en dan alleen nog op voorspraak van de klachtencommissaris - kwam het tot een gesprek met de verantwoordelijk ambtenaar van het vastgoedbedrijf en de wethouder. De gemeente was inmiddels al naar de rechter gestapt.
De rechter stelde Ardesch uiteindelijk op alle punten in het gelijk. Hij wees de claim van de gemeente voor huur van de zogenaamd illegaal gebruikte ruimte af. Hij bepaalde de huur over 2017 op het bedrag dat volgens Ardesch het juiste was. Hij honoreerde de claim die Ardesch op de gemeente had. Uiteraard vorderde de rechter wel betaling van de door hem bepaalde achterstallige huur: de restschuld over 2016 en de eerste vier maanden van het jaar erop. Daarbij legde hij Ardesch de contractuele boete op voor de huurweigering over 2017.
De uitkomst: Ardesch moest de gemeente zo'n 16.000 euro betalen.
Die 16.000 euro is minder dan de helft van het bedrag dat de gemeente in de rechtbank claimde. Daarbij moest Ardesch, toen de rechter eenmaal had gesproken, feitelijk alleen de huur voldoen die hijzelf van meet af aan had bepleit - in de rechtszaal en, tevoren, daarbuiten. Met het antwoord op de raadsvraag naar de onderbouwing voor de stelling dat de gemeente grotendeels in het gelijk is gesteld, geeft het Enschedese college een wel heel vrijzinnige uitleg aan de feiten en het oordeel van de rechter.
Dat roept de vraag op wat voor het college zwaarder weegt: vasthouden aan een gemeentelijke lezing van de 'zaak Ardesch' of de beantwoording van de vragen die daarover zijn gerezen.