Enschede staat al vele decennia onderaan alle sociaaleconomische lijstjes van Nederland. Lees: De stad is arm en er is nauwelijks zicht op verbetering. Vraag het aan Enschedeërs hoe dat komt en ze wijzen bijna zonder uitzondering naar de textiel die in de zeventiger jaren definitief uit de stad verdween. Hoe de welstand uit Enschede verdween, de stad arm werd en er nooit zicht was op verbetering was voor 1Twente aanleiding om in de dossiers te duiken. Hoe kan dat, vroegen wij ons af. Steden als Tilburg, Helmond met eenzelfde achtergrond als Enschede ontworstelden zich aan de armoede: onze stad niet. Wat is de doem van Enschede, wilden we weten. In deze longread nemen we u bij de hand en laten we zien waarom het maar niet lukt om van de stad een bruisende, economische sterke metropool te maken. Waarom Enschede nog steeds als ‘arm’ wordt gekenschetst. En hoe de gemeente Enschede ertoe bijdraagt dat armoede nog schrijnender wordt. Dat doen we in tekst, beeld en audio. U kunt zich makkelijk een achternamiddag vermaken met ons verhaal over Omarm Enschede.
Het begint met de Krim. Daar wordt de kiem gelegd voor de nog steeds voortdurende armoede van de stad. De allereerste als ghetto bedoelde buurt van Nederland wordt na de stadsbrand in 1862 gebouwd. De gevolgen van de brand zijn catastrofaal: het stadhuis, ziekenhuis, kerken, fabrieken en woonhuizen vallen ten prooi aan de vlammenzee. Zeshonderdvijftig gezinnen raken dakloos. Enschede telt op dat moment zo’n 4000 inwoners en groeit hard vanwege de opkomende textielindustrie.
Geen wonder, dat na de ramp de prioriteit van het stadsbestuur ligt in de wederopbouw van de stad en dan vooral in het bieden van onderdak aan de dakloze gezinnen en het groeiend aantal arbeiders dat naar Enschede verhuist om werk in de textiel te vinden.
Het stadsbestuur besluit tot stadsuitbreiding buiten de grachten. Dat wordt onder andere de Krim: vijf rijen met afdakswoningen voor textielarbeiders. Gesitueerd aan de zuidkant van de Boulevard achter het voormalige postkantoor.
Met de bouw van woningen wordt al in 1861 begonnen, maar de stadsbrand maakt dat de Enschedese Bouwvereniging, die daar oorspronkelijk 33 woningen bouwt, zich genoodzaakt ziet de Krim fors uit te breiden.
Het zijn de typische arbeiderswoningen in Enschede. Snel en dicht aaneen gebouwd, goedkope materialen, het dak naar de straat gekeerd, verlaagde achtergevel, zo’n vier meter breed en acht meter lang, twee kamers en open zolders die over de hele rij woningen in de straat doorlopen. Riolering en stromend water ontbreken. De Krim bestaat uit drie lange straten met vijf rijen afdakswoningen.
De eerste bewoners zijn textielarbeiders, maar als in de stad betere woningen beschikbaar komen, zijn die al gauw weer weg. Hun plek in de Krim wordt opgevuld door scharrelaars, kermisexploitanten, straathandelaars, lompenmannen, orgeldraaiers. In de kleine woningen aan de Oranjestraat, Mauritsstraat, Frederik Hendrikstraat, Beltstraat en Lindelaan huizen grote gezinnen zonder enig comfort. In de winter is het ijskoud, klam en soms slapen meerdere families op een paar vierkante meters.
“Armoede was de grootste vijand”, zegt Dina Johanna de Haan-Van der Sloep, die destijds regelmatig op bezoek komt bij haar grootouders die in de Krim wonen. Maar er was grote saamhorigheid ‘en het was gezellig’, vertelt ze over haar bezoekjes bij oma Oeke van Bilsem. “Er was altijd iemand thuis, er stond altijd koffie te pruttelen en zodra de temperatuur steeg, zat iedereen voor de afdakswoningen te kletsen, te werken of te drinken.”
De Krim wordt meer en meer een achterbuurt waarin drankmisbruik, illegale handel aan de orde van de dag is. Enschede wordt begin twintigste eeuw een toevluchtsoord voor werkzoekenden in Nederland. In 1920 komt zeventig procent van de bevolking van elders, die mensen zoeken een woning en werk.
Het kan niet uitblijven: de Krim moet worden gesloopt. De laatste woning wordt in 1934 met de grond gelijk gemaakt. De bewoners krijgen geen nieuwbouwhuizen, omdat ze daar niet goed genoeg voor zijn. De gemeente verspreidt hen over Enschede en stopt ze in oudere woningen ‘om te wennen’.
De saamhorigheid onder de Krimbewoners is echter groter dan gedacht. De families zoeken elkaar op, gaan zoveel mogelijk bij elkaar wonen in wijken als de Gaskrim, Velve Lindenhof, de Laares alsook in het woonwagenkamp.
De lage klassering van Enschede op de sociaaleconomische lijstjes heeft ook van doen met de ligging van onze stad. Kort gezegd: de stad ligt op de verkeerde plek. Een van de succesfactoren van steden ligt ‘m in de nabijheid van andere economische centra. Neem Tilburg, een stad met dezelfde textielgeschiedenis als Enschede, die het aanzienlijk beter doet.
In 2017 leefden 6,7 procent van de inwoners in de Brabantse stad in armoede en het gemiddelde inkomen is er 24.000 euro. Vergelijk dat met Enschede waar 8,2 procent van de bevolking de touwtjes niet aan elkaar kan knopen en waar het gemiddeld inkomen 21.700 euro is.
Het is niet voor niets dat Enschede in de top tien van de armste gemeenten van Nederland staat: 51 procent van de Enschedese huishoudens zit landelijke gezien in de laagste 40% inkomensgroep en 40% van de bevolking woont in een buurt waar de inwoners jaarlijks minder dan 17.000 euro te besteden hebben. Dan is ook nog eens de begroting van de stad zo krap dat elk jaar moet worden beknibbeld op zaken als cultuur, zorg en jeugdhulp.
Dat verschil is onder andere te verklaren door de binding van Tilburg met krachtige economische centra in het Brabantse en met Rotterdam. De afstanden tot die centra zijn kort en dat is profijtelijk voor de voormalige textielstad. Onderzoek wijst uit dat stedelijke agglomeraties worden versterkt als de reistijd tot economische centra minder dan een uur bedraagt.
Uit rapportage Rijksoverheid:
Bij werkgelegenheidsgroei gaat het vooral om agglomeratievoordelen door dichtheid, een goede bereikbaarheid, een goed gekwalificeerde beroepsbevolking (concentraties van hoogopgeleiden) en om een hoge kwaliteit van onderwijs en een hoog cultureel aanbod.
Enschede heeft die positie niet. De dichtstbijzijnde economische centra waar Enschede wat aan heeft zijn Arnhem/Nijmegen en Amersfoort/Utrecht. Te ver weg dus. Het helpt dan ook niet mee dat de NS de spoorverbinding met de rest van Nederland niet wil optimaliseren.
De stad moet het allemaal dus zelf oplossen en dat valt gezien de historie van de stad niet mee, tenzij er een manier wordt gevonden om aansluiting met het Duitse Münster te vinden. Als dat lukt verbetert de economische waarde van de stad met procenten.
In lijvige rapporten wordt gesteld dat het voor werknemers moeilijker is om over de grens een geschikte werkgever te vinden. Dat geldt ook andersom. “Als deze belemmeringen worden weggenomen, groeit de productiviteit in de regio. Zo ontstaan nieuwe banen en stijgen de lonen’.
Uit rapportage van Rijksoverheid:
De regionale arbeidsmarkten aan de randen van het land functioneren momenteel minder goed dan elders in Nederland. Dit uit zich onder meer in een hogere werkloosheid, lagere arbeidsparticipatie en lagere lonen. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat deze regio’s aan de grens liggen, en daardoor minder kunnen profiteren van economische activiteit in nabijgelegen regio’s
Weliswaar zijn de inspanningen daarop gericht, maar er zijn qua wetgeving nog zoveel barrières te slechten dat de verbinding met Münster nog een vrome wens is.
Wensen zijn er wel: de partners in de Euregio willen maar al te graag van de B54 een vierbaansweg weg naar Münster maken. En over een paar jaar wordt het spoor Zwolle – Münster geëlectrificeerd waardoor een snelle verbinding met de Duitse stad ontstaat.
Uit: Economische Visie Enschede
Door onze grensligging ligt de helft van het potentiële aantrekkingsgebied rondom Enschede in Duitsland. Het blijkt dat 98% van de baankansen niet wordt benut vanwege de grensbarrières zoals verschillen in cultuur, taal, juridische en fiscale zaken.
We hebben gezien dat door de bevolkingssamenstelling en de geïsoleerde ligging van Enschede het niet zo goed lukt om het spook van de armoede van ons af te schudden. Ruim de helft van de Enschedeërs moet rondkomen van een laag inkomen, in armoede vallen is maar een kleine stap.
En daar komt de gemeentelijke overheid om de hoek kijken. Want die heeft de grondwettelijke plicht om te zorgen voor inwoners die steun nodig hebben. Tegelijkertijd heeft ze de taak om goed op de gemeenschapscenten te letten. In Enschede is de balans doorgeslagen naar dat laatste.
In de portrettenserie De Boodschap van 1Twente vertellen Enschedeërs hun persoonlijke verhaal over leven in armoede. Ze hebben in armoede geleefd of het is nog steeds dagelijkse realiteit. Hoe ziet zo’n leven eruit? Hoe kwam het zover? En als je praktisch geen geld meer hebt voor een boodschap uit de winkel, wat houdt je dan nog op de been?
De Haagse regels zijn streng. Over de effecten daarvan - met name waar het om de Participatiewet gaat, waarin de bijstand geregeld wordt - is genoegzaam onderzoek gedaan en geschreven. Enschede kiest bij de invoering van die wet in 2015 voor een maximaal strenge uitvoering. Dat heeft de armoede in de stad vergroot.
1Twente verzamelde een kleine dertig bijstandsverhalen onder noemer Bijstandsbonje. Ze komen uit de praktijk van bijstandsadvocaten in de stad, die jaarlijks tientallen bezwaar- en beroepszaken Bijstand afhandelen. 1Twente schreef op basis van die geanonimiseerde verhalen een serie monologen geschreven. Enschedese acteurs vertellen ze voor de camera. De monologen geven en beeld van de maximale strengheid waarmee Enschede de uitkeringsgerechtigden tegemoet treedt.
De drempel naar de bijstand - het belangrijkste vangnet in ons sociale stelsel - is jarenlang zo hoog mogelijk gelegd. Lig je eenmaal in dat vangnet, dan heb je bij een kleine overtreding of een vergissing al snel een boete te pakken. Of erger. Een conservatieve interpretatie van de cijfers toont aan dat minstens duizend inwoners per jaar niet krijgen waar zij recht op hebben.
Voor een deel gaat dat om bijstandsgerechtigden van wie de uitkering ten onrechte wordt gekort, stopgezet of teruggevorderd. Maar het gaat ook om aanvragers die ten onrechte niet, of pas veel later, een uitkering krijgen. In hoeveel van die gevallen dat tot grotere problemen heeft geleid, valt lastig te achterhalen.
Feit is dat de Stadsbank en maatschappelijke hulporganisaties de handen steeds voller krijgen. Duizenden Enschedeërs raken in schulden, niet zelden zonder dat hen iets valt aan te rekenen.
Aantekening hierbij is dat vrijwel alle huishoudens op een minimumniveau niet rond kunnen komen. In de meeste gevallen is een bijstandsuitkering net genoeg om minimale lasten te betalen. Geld om mee te kunnen doen met de rest van de samenleving is er niet. Dat blijkt uit berekeningen van het Nibud, eind vorig jaar. Het Nibud gaat er daarbij van uit dat die huishoudens maximaal gebruik maken van alle aanvullende regelingen en steun; in de praktijk is dat zelden het geval.
Kortom: beleid en regelgeving hebben er in de afgelopen jaren voor gezorgd dat talloze Enschedeërs in armoede geraken of geen kans hebben eraan te ontsnappen. Dat ligt voor een deel aan Haagse wetten, maar ook aan lokale keuzes.
Beslissingen worden generiek genomen, gedegen onderzoek vooraf vindt onvoldoende plaats, pas in tweede instantie - na een bezwaarschrift - worden verkeerde of deels verkeerde beslissingen gecorrigeerd. Wij maakten er onder meer de serie ‘Bijstandsbonje’ over, een kleine dertig praktijkverhalen waarin het mis ging.
De signalen over stadsgenoten die tussen de wielen van regels belanden die hen moeten helpen, stapelen zich op. Ze worden niet gehoord.Maar de situatie verandert: Stadsbestuur en gemeenteraad zijn aan de slag gegaan met een koerswijziging. Wantrouwen moet plaatsmaken voor vertrouwen; mensen die steun nodig hebben, moeten dat ruimhartig ontvangen. Dat leidt tot minder strenge boetes, tot meer gesprekken met aanvragers en uitkeringsgerechtigden en tot nieuwe kaders voor uitvoering - zogenaamde ‘leidende principes’ - en gesprekken binnen de ambtenarij.
Maar de verhalen over persoonlijke drama’s als gevolg van de uitvoering van sociale wetten houden aan. In de loop van de tweede helft van vorig jaar wordt een brandbrief van het Diaconaal Platform Enschede de druppel die deze emmer doet overlopen. De boodschap van die brandbrief, die primair een ethisch appèl inhoudt, wordt aanvankelijk afgehouden. Uiteindelijk leidt het tot een unaniem standpunt van de gemeenteraad: er moet een onafhankelijk onderzoek komen.
Heel recent is een onderzoekscommissie aangesteld met als belangrijkste taak uit te zoeken welke ruimte Enschede heeft voor maatwerk om de armen te helpen en in hoeverre die ook wordt benut. Professor Gijsbert Vonk, hoogleraar sociaalzekerheidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, is voorzitter van die onafhankelijke commissie die de uitvoeringspraktijk tegen het licht houdt.
Behalve de gemeente zijn in Enschede tientallen instanties en loketten actief waar inwoners met een minimuminkomen ondersteuning kunnen krijgen. Het zijn er niet alleen veel, het aanbod is ook heel divers. Vind in die bomenmassa het bos nog maar eens.
Daar komt bij dat al die hulpinstanties niet per se samenwerken of hun inspanningen op elkaar afstemmen. Dat ondersteuningsaanbod is voor maar een beperkt deel door de gemeente georganiseerd. Soms is er sprake van een subsidierelatie of gaat het om een gedelegeerde opdracht, maar er zijn evenzovele particuliere hulpinitiatieven in de stad. De meeste zijn betrekkelijk nieuw. Een van de grootste opgaven is de afstemming tussen beroepskrachten en vrijwilligers en het samenspel met een overheid die behalve hulpverlener ook handhaver is.
Er lijkt een correlatie te zijn tussen die lappendeken aan hulporganisaties en streng neoliberaal beleid. Er zijn forse gaten in het sociale vangnet ontstaan. Sociaal bewogen stadsgenoten stonden op. Er kwamen een voedsel- en kledingbank, schuldhulpclubs, kleine buurtcentra en inzamel- en weggeef-plekken. Alle hebben bestaansrecht - dat blijkt uit het enkele feit dat ze er zijn en uit de aantallen hulpvragers. De inzet van vrijwilligers is onontbeerlijk.
In het afgelopen decennium is de groep mensen die om hulp aanklopt diverser geworden. Waren het voorheen hoofdzakelijk stadsgenoten met een uitkering en een huurhuis uit Glanerbrug en de noord- en zuidwijken, inmiddels komen ze uit alle lagen van de bevolking. Eén groep is ondervertegenwoordigd; niet omdat zich daar geen problemen voordoen, maar omdat niemand hen goed in beeld heeft: jongeren.
Het effect van al die inspanningen om mensen in armoede te helpen is onduidelijk. Een enkele organisatie probeert de geboden hulp te vertalen naar kwantificeerbare informatie, maar dat is een uitzondering. Er wordt veel goed en noodzakelijk werk gedaan, maar hoeveel en hoe goed - er is niemand die het effect weet. Hulp en beleid zijn ingericht voor de korte termijn, waar armoedebestrijding een zaak van lange adem is.
Er is evenmin goed zicht op de omvang van armoede in de stad. De meeste organisaties - gemeentelijke en private - voeren wel een administratie en weten hoeveel mensen bij hen aankloppen, maar de dubbelingen in die aantallen zijn talrijk. Jan Bonne Veldhuizen, voorzitter van het Diaconaal Platform Enschede, deed onderzoek en schat ‘de slapende reus’ van het aantal huishoudens met problematische schulden tussen de vijftien- en twintigduizend. Zo’n vijfduizend huishoudens krijgen schuldhulp, maar ook dat aantal is niet precies bekend.
De gemeente heeft nieuw beleid ingezet. ‘Rondkomen met je inkomen’ moet het hulpaanbod in de stad toegankelijker en efficiënter maken. Eén loket is het idee, waar iedereen met welke behoefte dan ook terechtkan. Daarbij moeten de beschikbare middelen efficiënter worden ingezet, want veel meer geld is er niet. Dat plan kent, behalve een aantal sterke uitgangspunten, zwakke schakels.
De belangrijkste is misschien wel dat rondkomen met je inkomen voor veel huishoudens simpelweg onmogelijk is, zelfs als ze alle beschikbare hulp ontvangen. Dat blijkt uit recent onderzoek van het Nibud.
De vertaling: Eén op de drie huishoudens komt maar moeilijk rond met het inkomen. Hoe kun je dan 'Rondkomen met met je inkomen' is dan de logische vraag.
Een tweede kwetsbaarheid is dat er een belangrijke rol in het plan is weggelegd voor wijkteams. En die worden al jaren structureel overvraagd.
Een derde probleem is dat niet alle hulporganisaties staan te springen om samenwerking. Soms is dat omdat de overheid niet wordt vertrouwd, vaker omdat samenwerking als bedreiging voor het eigen bestaansrecht wordt gevoeld.
Een fascinerend samenspel, dat ook landelijk als voorbeeld geldt, is die tussen de Stadsbank Oost Nederland en het eerder genoemde Diaconaal Platform. Een primair ambtelijke organisatie zorgt voor gedegen en rechtmatige schuldhulp, een pure vrijwilligersorganisatie neemt het leeuwendeel van de noodzakelijke begeleiding op zich. De onderlinge afstemming over cliënten is direct en adequaat.
Armoede blijkt een veelkoppig monster. Maar dan wel een monster met een kop die boven alle andere uitsteekt: de ligging. Daarmee staat de stad voor een lastige opgave. Armoede is te bestrijden, maar aan de ligging van een stad doe je niet zo veel. Enschede ligt niet langs handelsroutes of binnen redelijke afstand van economische centra.
Consequentie is dat Enschede het moet doen met wat het heeft om dat monster van armoede te bestrijden. Dat omvat een zo goed mogelijke zorg voor relatief veel mensen die van weinig een bestaan moeten opbouwen, maar ook het benutten van de kansen die er wèl zijn.
De strenge handhaving van toch al strenge sociale wetten heeft in die zorg voor een arme stad niet geholpen. Als het om de bestrijding van armoede gaat, is daar nog altijd een wereld te winnen. Het is bovendien een terrein waar de gemeente heel direct zelf invloed op heeft. In een stad met veel noden is er ook voor mensen zonder werk genoeg zinvols te doen. Maar dat gaat niet lukken als die vooral aan het overleven zijn.
Die directe invloed geldt ook voor de manier waarop hulp wordt georganiseerd en bijgestuurd. Als je weinig middelen hebt, is het zaak die optimaal in te zetten. Signalen van overbelaste instrumenten - neem de wijkteams - kunnen aanleiding zijn voor andere keuzes.
Er is nog veel te doen als het gaat om samenwerking en het monitoren van effecten van hulp. Armoede is een generationeel probleem en vraagt om brede en intelligente lange-termijninzet, en de instrumenten die daarvoor nodig zijn. Kinderen moeten alle kansen krijgen. Maar niet alleen zij - dat betekent ook iets voor de zorg voor de gezinnen waarin zij opgroeien.
Onderzoekers wijzen erop dat als kinderen langdurig in armoedige omstandigheden opgroeien, dat verbindingen in de hersenen niet worden gelegd en dat ze vaardigheden niet aanleren. Daarom is het niet zo'n wonder dat armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven. Armoede, zeggen de deskundigen, is overerfbaar en ook daarom is het niet makkelijk om je daaruit te ontworstelen.
Enschede heeft een relatief groot aanbod aan laaggeschoolde arbeidskrachten. Met het verdwijnen van de textielindustrie is werkgelegenheid voor dat potentieel zo goed als verdwenen. Er is relatief veel ingezet op hooggekwalificeerde arbeid (en huisvesting). Dat is niet onlogisch, maar daar zullen vooral mensen van buiten voor aangetrokken moeten worden.
Lukt dat, dan heeft dat effect op de sociaal-economische positie van de stad. Maar het biedt geen nieuw perspectief op werk voor de autochtone Enschedese bevolking. Daarom, zegt onderzoeker Ben Boksebeld, moet met andere ogen worden gekeken naar het onderwijs. Hij breekt een lans om bevolkingsgroepen uit hun sociaal isolement te halen en zo te bouwen dat groepen kunnen mengen. Dat is nog belangrijker voor kinderen. "Misschien moeten we ook nadenken over de vrije schoolkeus en ouders minder vrijheid geven in de keuze voor een basisschool, zodat kinderen uit allerlei verschillende milieus leren met elkaar om te gaan.”
Dan is er nog iets: de Twentse volksaard. Die heeft een kracht in zichzelf. Dagelijks rijden er honderden busjes de IJssel over, op weg naar opdrachtgevers in heel het land. Twentse stucadoors, bouwvakkers, loodgieters, monteurs, servicemedewerkers - ze zijn gewild om een no-nonsensementaliteit en een arbeidsethos dat stoelt op hard werken, vakmanschap en loyaliteit. Ook daar liggen kansen.
We hebben alle cijfers rondom armoede in Enschede in een overzichtelijke kaart gezet. Bekijk deze via onderstaande foto.