De vuurwerkramp in Enschede kan wel worden opgelost, maar màg niet worden opgelost. Dat stelt Jan Paalman, oud-rechercheur en voormalig lid van het Tolteam dat de ramp onderzocht, in 1Twente Vandaag. Hij reageerde op de documentaire van Pieter Fleury, ‘De waarheid’, die afgelopen vrijdagavond werd uitgezonden door de NPO.
Fleury’s docu heet ‘De waarheid’, maar bevat de halve waarheid, wat Paalman betreft. Paalman, is uitgebreid door Fleury geïnterviewd. Niet in de laatste plaats omdat hij, met oud-directeur Rudi Bakker, zo’n beetje de verpersoonlijking is van alle vragen die nog altijd spelen rond de toedracht en de afwikkeling van die ramp. Het verhaal van Paalman komt in de docu niet voor en al te lastige vragen zijn vermeden.
Paalman noemt een voorbeeld. Fleury laat onder anderen Klaas de Vries aan het woord, destijds minister van Binnenlandse Zaken en daarmee onder meer verantwoordelijk voor de brandweerzorg, het openbaar bestuur en de democratische rechtsstaat. Lees: voor bestuurlijk Enschede. De Vries zond op 16 mei 2000, drie dagen na de ramp, een brief naar de Tweede Kamer met onder meer een paragraaf over de start van het justitieel onderzoek. Opmerkelijk daarin is dat er geen opdracht wordt gegeven voor onderzoek naar de rol van de overheid, maar wel voor onderzoek naar SE-Fireworks en een nog onbekende brandstichter.
“Wij wisten nergens van, het OM wist nergens van, niemand wist ergens van. We wisten nog helemaal niet of dit een feitenonderzoek of een strafrechterlijk onderzoek moest gaan worden. Dit was uit de lucht gegrepen”, stelt Paalman. “Iedereen ging uit van een bedrijfsongeval, alle sporen wezen ook in die richting.” Maar de subtiele boodschap van de minister in die brief aan de Kamer werd begrepen, zo stelt Paalman: “Er moest een dader gevonden worden, liefst een brandstichter. De overheid moest buiten schot blijven.” Naar die Kamerbrief of de manier waarop het ministerie regie heeft gevoerd over het onderzoek wordt in ‘De waarheid’ niet gevraagd.
Paalman, die als ervaren rechercheur en lid van het Tolteam direct betrokken was bij het politie-onderzoek naar de ramp, merkte dat vanaf dat moment het onderzoek van hogerhand wordt bijgestuurd. De eerste concrete aanwijzingen daarvoor kwamen in de rampmaand mei. Een paar weken na de ramp stelde een technisch rechercheur in een rapport dat de ontplofte containers bij SE-Fireworks van metaal waren. Paalman wist dat dat niet klopte en had daar melding van gedaan. “Die bodems waren van hout. Wij dachten dat daar weleens een oorzaak van de ramp kon liggen, dat daar vuurwerk onder was geschoten.”
Later bleek dat delen van die bodem een week na de ramp al waren verstuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut voor onderzoek. Daar werd vastgesteld dat de houten bodemplaten in enkele minuten doorbrandden. In de officiële rapportages was daar echter geen woord over te vinden, zo stelt Paalman. “Toen dacht ik: hier gaat iets niet goed. Je wilt toch de waarheid vinden? Dan vind ik dit nogal wat. Om maar aan te geven: toen kreeg ik mijn twijfels al.”
De regie voor het onderzoek lag bij het college van procureurs-generaal en politiek Den Haag. Dat werd binnen het Tolteam ook openlijk zo gesteld, onder meer door de destijds nog onervaren onderzoeksleider Rik de Boer. Het was deze zelfde OM-top die de Almelose officier van justitie Manschot later weerhield van vervolging van de gemeente Enschede. Dat zou op niets uitlopen, de overheid was niet vervolgbaar, en alleen maar valse verwachtingen wekken. Manschot zelf vond dat er eigenlijk wel vervolging ingesteld moest worden, zo vertelt hij ook in ‘De waarheid’.
Het college van procureurs-generaal (of: pg's, in vaktaal), is de top van het Openbaar Ministerie. Het is dit college, dat uit drie of vijf personen bestaat, dat het landelijk opsporingsbeleid maakt, de officieren van justitie aanstuurt en de prioriteiten voor vervolging vaststelt.
Iedereen die bij het echte onderzoek betrokken was, ging uit van een bedrijfsongeval. Het team, de officier van justitie, zelfs de rechter-commissaris, zo vertelt Paalman. Het onderzoek richtte zich op werknemers en alibi’s. “In september waren we zover dat we drie werknemers konden aanhouden op verdenking van betrokkenheid bij het veroorzaken van de brand.” De officier van justitie hield dat tegen - de verdachten zouden toch niets loslaten. Hij besloot afluisterapparatuur te laten plaatsen in de woningen van deze verdachten. “Dat is nogal wat. Dat kan alleen als er een zware verdenking bestaat.”
De procedure om zo’n afluisteroperatie op touw te zetten is dan ook tijdrovend. In dit geval duurde dat een half jaar. In de tussentijd werd André de Vries aangehouden - de gezochte brandstichter was gevonden. Daarmee werden alle andere onderzoekslijntjes losgelaten, hoe zwaar de verdenking ook was. André de Vries werd aanvankelijk veroordeeld, maar later vrijgesproken. Er was geen bewijs. Sterker: er was alleen gefingeerd bewijs. Maar de onderzoekslijnen die destijds waren losgelaten, zijn nooit meer opgepakt. Hoe zwaar de verdenkingen ook waren.
André de Vries kwam eind oktober 2000 in beeld bij het Tolteam en werd in januari 2001 opgepakt als verdachte van brandstichting bij SE-Fireworks, een brandje dat geleid zou hebben tot de ramp zoals die zich voltrok. Hij werd met gefingeerd bewijs aanvankelijk veroordeeld tot vijftien jaar cel, maar in mei 2003 vrijgesproken. Er was geen bewijs. Jan Paalman en diens collega Charles de Roy van Zuydewijn hadden met hun ontlastende verklaring over die rammelende initiële bewijsvoering een belangrijk aandeel in die vrijspraak. Het kostte beide rechercheurs uiteindelijk hun baan.
André de Vries overleed in juli 2013, tien jaar later, verbitterd om het onrecht dat hem was aangedaan.
Paalman vindt dat Fleury in zijn documentaire onvoldoende heeft doorgeprikt. “Ik ben er van overtuigd dat hij aan de touwtjes van de overheid hing. Hij vond het prachtig dat hij Klaas de Vries in de uitzening had, Jan Mans, Marten Oosting, Manschot.” Mensen die wel aan zo’n film mee willen doen, maar dan kan niet meer alles worden verteld. “Er is heel veel gefilmd en geïnterviewd, maar bijna alles is er uit gelaten.” Dat is bij alle films en docu’s zo, maar wat Paalman betreft in dit geval vooral de fragmenten die meer van de waarheid bloot hadden gelegd.
Het zijn precies die cruciale details in dat grote verhaal van de vuurwerkramp die ook in de docu van Fleury ontbreken. Dat stelt ook Paul van Buitenen, die andere onderzoeker van de vuurwerkramp, in een in beperkte kring verspreide mail als reactie op de uitzending van vrijdag. In die mail onderbouwt Van Buitenen zijn keus om mee te werken aan ‘De waarheid’ en contacten te delen met de documentairemaker, maar noemt hij ook ‘uit de losse pols’ een aantal in zijn ogen belangrijke hiaten. ‘Daar zijn alleen al in de opsomming vele bladzijdes mee te vullen’, zo stelt hij in die mail.
Van Buitenen publiceerde op 13 mei vorig jaar een 1400 pagina-tellende review van zijn onderzoek naar de vuurwerkramp met als belangrijkste conclusie iets dat niet veel afwijkt van wat Paalman stelt: tot nu toe is in alle onderzoeken een halve waarheid verteld. Het meest zwaarwegende van al die onderzoeken, dat van de officiële onderzoekscommissie Oosting, incluis. Van Buitenen onderbouwt die conclusie met een karrevracht aan bewijs. Ook Van Buitenen is uitgebreid geïnterviewd door de documentairemaker, maar in ‘De waarheid’ is nauwelijks een spoor van dat omvangrijke onderzoekswerk terug te vinden.
1Twente gaat in de komende maanden proberen een aantal van de belangrijke gaten in het verhaal van de vuurwerkramp te dichten. Dat doen we, na lange tijd onderzoek te hebben gedaan, in de vorm van een serie publicaties in verschillende vorm. Hou onze website en het dossier over de vuurwerkramp in de gaten.