De principes achter sociale wetten deugen niet, stelt wethouder Arjan Kampman. Die wetten gaan uit van wantrouwen, en dat staat haaks op wat de Enschedese coalitie voorstaat. De spanning tussen Haags en lokaal beleid is ingebakken - Kampman wist waar hij aan begon.
Het zijn bewogen maanden geweest en het eind is nog niet in zicht. Dat gaat in dit geval niet over corona, maar over de uitvoering van sociale wetten en voorzieningen. Er lag al een brandbrief van het Diaconaal Platform Enschede, daar kwam de schokgolf van de Toeslagenaffaire nog overheen. Mensen worden vermalen tussen de wielen van keihard neoliberaal beleid en slordige wetgeving. Kampman kijkt erop terug en blikt vooruit.
“We trekken allemaal aan dezelfde kant van het touw.” Kampman gebruikt een metafoor om zijn positie te beschrijven tegen die achtergrond van spanningen, sociale misstanden en politiek gekrakeel. Volgens de wethouder willen de lokale spelers - politici, bestuurders, ambtenaren, vrijwilligersclubs - allemaal hetzelfde. Onder andere menswaardige ondersteuning van stadsgenoten die dat nodig hebben. “We kunnen elkaar hier de koppen wel inslaan, maar ik zeg je: dan verandert er helemaal niets.”
Kampman hekelt het wij-zij-denken, ook in de raad en in de stad. In de sociale verandering die de wethouder voorstaat, hebben alle Enschedese partijen elkaar nodig. Het werkelijke probleem speelt namelijk niet in Enschede; het zijn primair Haagse keuzes die lokaal tot knelpunten leiden. “Als ik moet knokken voor zaken waarvan ik weet dat ze niet deugen, maar die me opgelegd worden - en dat zijn die wetten - dan moet ik dat ergens anders doen.” De Toeslagenaffaire geeft daarin een extra boost, ervaart Kampman. “Het lijkt alleen wel alsof ze in Den Haag ineens aan geheugenverlies lijden. Maar als dilemma’s zo zichtbaar worden, dan hoop ik dat het helpt in de richting waarop wij aan het bewegen zijn.” Hij zegt middenin dat proces te zitten.
Het is vanuit diezelfde basishouding dat Kampman het opneemt voor zijn ambtenaren. Zijn typering: ‘Loyale professionals, die meer op hun flikker hebben gehad dan ze hadden moeten hebben’. Kampman schetst een praktijk waarin uitvoerend ambtenaren heel goed weten waar de dilemma’s zitten en zich geregeld afvragen met welke zin ze bepaalde beslissingen moeten nemen. “Deze transitie gaat uit van de menselijke maat, maar dan moet je ook de ruimte hebben om die te bieden. Die is er niet altijd.” De wethouder zoekt de lokale speelruimte en doet wat hij kan, maar voor een structurele oplossing moet de wet fundamenteel op de kop.
Dat het vertrouwen in de democratie en ook de lokale overheid onder druk staat, mag je niet de uitvoering of ambtenaren verwijten, vindt Kampman. De koers is in de afgelopen jaren omgezet en de ambtelijke organisatie heeft dat opgepikt, signaleert de wethouder. “Je kunt altijd twisten of dat nog een beetje meer had gekund of gemoeten, maar ik laat die mensen niet affikken. Ik laat ze niet wegzetten als een stelletje sadistische klootzakken die het mooi vinden om mensen naar de kloten te helpen. We hebben afspraken gemaakt in dit land en daar hebben we ons aan te houden.”
Kampman en zijn ambtenaren kaarten op alle mogelijke manieren aan waar regels in de weg zitten om menselijker te kunnen werken, zegt de wethouder. “Ik kan je de mappen met voorstellen en brieven laten zien.”
Kampman wil van een breuklijn in de coalitie niets weten. “We hebben een brede coalitie met verschillende perspectieven, maar we hebben tegen elkaar gezegd om dat bij vraagstukken in te zetten als kracht.” Dat hij en zijn collega-wethouder Niels van den Berg in het sociaal domein soms heel verschillend antwoorden op vragen, ziet Kampman niet als een wezenlijk verschil. “We zitten geen gelikte show op te voeren. We zijn twee volksjongens die zeggen wat op onze tong ligt.” Volgens Kampman wordt niet tevoren overlegd wat er precies gezegd wordt. “We praten vanuit ons eigen perspectief, maar in de kern willen we hetzelfde.”
Kampman ziet dan ook geen enkele reden waarom deze coalitie de vraagstukken die nu leven, bijvoorbeeld rondom de brandbrief van het Diaconaal Platform, niet op zou kunnen lossen. “Ik ben er van overtuigd dat ons dat gaat lukken.”
In die verandering in dat sociaal domein - of een nieuw ‘sociaal contract’, zoals Pieter Omtzigt het noemt - is het samenspel met de samenleving de ‘allergrootste opgave’, stelt Kampman. Nu de overheid zich steeds verder terugtrekt, is de rol van vrijwilligersorganisaties daarbij cruciaal.
Maar Kampman doet een appèl op de hele samenleving, refererend aan een artikel dat onlangs in De Correspondent verscheen. “In de afgelopen weken heeft iedereen wel een keer op zijn flikker gehad. De overheid, de ambtelijke organisatie, volksvertegenwoordigers, de pers, iedereen heeft steken laten vallen en moet aan zelfreflectie doen. Maar een partij is daarbij nog niet genoemd: dat is de kiezer. Dus: speak up, mensen!”
Daarmee legt hij ook een bal bij de samenleving. In een democratie krijgt het volk de leiders die het verdient, naar de uitspraak van de Franse contra-revolutionair Joseph de Maistre. Anders gezegd: inwoners van een land of stad dragen medeverantwoordelijkheid voor wat de leiders doen die zij zelf op het schild hijsen.
Noot: bij dit artikel zit het hele gesprek met Arjan Kampman. In de loop van deze week publiceren we nog een kortere compilatie.