Tienduizenden mensen in de problemen. Ongekend onrecht, oordeelde de commissie die onderzoek deed naar de Toeslagenaffaire eind vorig jaar. In de week erna ontstond landelijk ophef over een terugvordering van zevenduizend euro van een bijstandsgerechtigde in Wijdemeren, die niet had doorgegeven dat haar moeder zo nu en dan een doos boodschappen achter de deur schoof. Die Toeslagenaffaire staat niet op zich: de overheid is compleet doorgeschoten in haar rol van penningmeester. Over de hele linie. Dat speelt ook in Enschede. De parallellen met die Toeslagenaffaire zijn onontkoombaar.
In dit vijfde uit een serie van zes artikel laten we zien hoe verantwoordelijken in Enschede in de afgelopen jaren op allerlei manieren naar anderen wezen - onder meer naar Haagse wetgevers en brengers van pijnlijke signalen - en waarom dat kwalijk is.
De dikste vinger wijst naar Den Haag. Wethouders, raadsleden en ambtenaren stellen bij herhaling dat zij de wet uitvoeren, een wet die zij niet hebben bedacht of gemaakt. En die wet is nou eenmaal rete-streng. Daarmee spreken zij een halve waarheid.
Ja, die sociale wetten zijn schaamteloos onbarmhartig - dat geldt met name de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ze zijn tot stand gekomen in een neo-liberaal politiek en maatschappelijk klimaat waarin iedereen die bij de overheid aanklopt om steun bij voorbaat verdacht is. Waarom sta jij niet op eigen benen? Bijstand en hulp in de huishouding werden een gunst, in plaats van een recht of zelfs een overheidsplicht.
Als de gemeente in 2015 drie wetten moet gaan uitvoeren, zonder dat ze daar de ervaring of de financiën voor heeft, besluiten college en gemeenteraad in te zetten op maximaal streng beleid. De drempel naar de bijstand wordt flink hoger gemaakt, de regels voor wie er eenmaal in zit zo streng mogelijk.
“Ik heb wel meegemaakt dat de advocaat van de gemeente een extreem standpunt innam voor de rechtbank en na afloop bij mij kwam: ‘Je hebt volkomen gelijk, Jan. Maar dit is het beleid van de gemeente. Ik moet dit zo doen.’”
"Je mag het feit dat je te weinig geld hebt, niet verhalen over de ruggen van kwetsbare inwoners. Dat is illegaal."
- Jan Melief, sociaal advocaat Enschede
Voorbeelden voor die hoge drempel zijn een wachttijd van vier weken voor iedereen die aanvraagt en het opvragen van medische gegevens, maar ook het bewust niet verstrekken van informatie en een ingewikkelde aanvraagprocedure.
Die wachttijd wordt teruggedraaid omdat de Ombudsman er schande van spreekt. Medische gegevens zijn relevant voor de vraag of iemand werken kan, maar voor het recht op bijstand doet dat er niet toe. Maar lever je die gegevens niet, dan wordt je bijstandsaanvraag afgewezen.
Dat de gemeente om financiële redenen bewust informatie niet verstrekt, stelt de Ombudsman al in 2015 vast. In het opvragen van medische gegevens is pas kort geleden iets veranderd: de gemeente vraagt niet langer het medisch dossier op, maar nog wel een ander bewijs voor een arbeidsbeperking. En dan geldt hetzelfde: wordt dat bewijs niet geleverd, dan is de informatie voor de aanvraag niet compleet en wordt die afgewezen.
“De gemeente Enschede is één van de gemeenten die bij de verlening van bijstand de grenzen opzoeken. Met name financiële overwegingen blijken daarbij een rol te spelen. De gemeente bereikt haar doelen door selectief informatie te verstrekken. Daar is ze ook open over: zou wel het hele verhaal worden gedaan, dan zouden de meeste burgers de aanvraag toch willen doorzetten en zou het gewenste effect dus wegvallen.”
“Hoewel de – financiële – overwegingen van de gemeente Enschede te volgen zijn, is de Nationale ombudsman van oordeel dat de gemeente Enschede zich niet als betrouwbare overheid opstelt door burgers die een aanvraag om bijstand willen doen niet volledig te informeren en door – doelbewust – informatie achter te houden.”
- Rapport 2015/103, nationale ombudsman
Vorig jaar stelden wij de vraag waarom de gemeente bij een afwijzing van een bijstandsaanvraag de aanvrager niet actief vertelt dat hij een nieuwe aanvraag in kan dienen. Reden daarvoor waren signalen vanuit de sociaal-advocatuur dat cliënten het na zo’n afwijzing maanden, soms langer, zonder enig middel van bestaan moesten zien te redden. Hadden zij wel meteen een nieuwe aanvraag ingediend, dan zou die periode aanmerkelijk korter zijn geweest.
Het antwoord van de gemeente was dat er soms wel wordt gewezen op de mogelijkheid meteen een nieuwe aanvraag in te dienen, maar niet in situaties waarin duidelijk is dat er toch geen recht bestaat. Dan heeft een nieuwe aanvraag geen zin. Dat klinkt logisch. Probleem is alleen dat in de praktijk blijkt dat de gemeente lang niet altijd terecht afwijst. Anders gezegd: de beoordeling van de gemeente slaat de plank soms mis. Wijst de gemeente de aanvrager dan ook niet op de mogelijkheid opnieuw aan te vragen, dan slaat ze de plank dubbel mis.
In ons onderzoek naar bijstand in Enschede stuiten we steeds weer op verhalen van inwoners die de grootst mogelijke moeite hebben om zo’n aanvraag rond te krijgen. Dat gaat niet alleen om verhalen uit de kasten van bijstandsadvocaten, waarvan wij er een kleine dertig vertelden, maar ook om verhalen die spontaan door inwoners worden verteld. Uit die spontane verhalen komt hetzelfde beeld naar voren dat ook advocaten vertellen: vrijwel iedereen heeft twee of drie keer, soms vaker, dezelfde stukken moeten aanleveren. Bijstand aanvragen is een crime.
We vertellen deze voorbeelden om duidelijk te maken dat we met de herhaling van wat de nationale ombudsman al vaststelde geen oude koeien uit de sloot halen: Enschede zoekt de grenzen van de wet op. Dat is een beleidskeus. Het kan ook anders.
Dat die lokale speelruimte er is, blijkt ook uit de zaak van die mevrouw uit Wijdemeren. Na de landelijke ophef, bleek er ineens wel ruimte voor een andere beslissing. Enschedese sociaal advocaten en belangenbehartigers hebben dezelfde ervaring: op het moment dat iemand na en negatieve beslissing assertief is of hulp inschakelt, blijkt er vaak ineens wel meer mogelijk.
De wet biedt die ruimte ook. Sterker: in zowel de Participatiewet als de Wet maatschappelijke ondersteuning is de verplichting opgenomen om maatwerk te leveren. Enschede kiest voor streng, om financiële redenen. Dat houdt ook in dat de stad deze ‘maatwerkverplichting’ zo lichtvaardig mogelijk opvat. Serieus maatwerk kost geld. Er wordt een massaproces opgezet, waarbij specifieke individuele omstandigheden onderbelicht blijven.
Geen van deze mogelijkheden om de grenzen van de wet ten behoeve van inwoners op te zoeken wordt serieus verkend. Niet in eerste instantie, in de aanloop naar 2015, ook niet als aanhoudende signalen daar in toenemende mate aanleiding toe geven. In plaats daarvan raken gemeente, stadsbestuur en gemeenteraadraad in een verlammende staat van ontkenning, waarbij de opdracht en de intentie om goed te zorgen voor kwetsbare inwoners inhoudsloos wordt. Niemand neemt de verantwoordelijkheid voor onderzoek naar effecten en mogelijkheden, voor verandering.
College en de ambtenarij wijzen herhaaldelijk naar de gemeenteraad. De raad beslist, college en ambtenaren voeren alleen maar uit. Ook in het laatste debat over de brandbrief van het Diaconaal Platform wezen wethouders de raad op haar rol. Terecht. In ons staatsbestel zijn gemeenteraad en Tweede Kamer de hoogste organen - daar zetelen de volksvertegenwoordigers.
Maar het verweer alleen uitvoerder te zijn, schiet te kort. Dat geldt voor zowel wethouders als ambtenaren. Ambtenaren, wethouders en raadsleden leggen een persoonlijke eed of belofte af. Die luidt voor alle drie de functionarissen zo goed als gelijk.
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot wethouder/lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als wethouder naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!” (“Dat verklaar en beloof ik!”)
- artikelen 14 en 41a van de Gemeentewet
Die persoonlijke gelofte houdt ook een persoonlijke verantwoordelijkheid in. De heer Van Dam, de voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag, deed in dat verband een indringende oproep bij de presentatie van ‘zijn’ rapport. Hij zei te hopen dat iedereen die ook maar enige betrokkenheid bij de affaire voelde dat rapport zou lezen en zichzelf de vraag zou stellen: ‘Wat had ik anders kunnen en moeten doen?’ Dat is geen schuldvraag, maar een persoonlijke verantwoordelijkheidsvraag.
Vervelende boodschappen roepen afwerende reacties op. Datzelfde geldt voor vragen over zaken die gevoelig liggen. Die reactie richt zich niet op de inhoud van de vraag of de boodschap, maar op de vragensteller of de boodschapper.
“Je denkt toch niet dat we hier zitten om mensen te pesten?”
“De suggestie dat wij jagen op bijstandsgerechtigden is verwerpelijk.”
“Die beweringen zijn apert onjuist en lasterlijk.”
Voor verreweg de meeste vragenstellers en aanbrengers van signalen geldt dat zij hun vinger opsteken omdat zij worden geconfronteerd met concrete verhalen, met een praktijk die vragen oproept. Zij willen weten hoe het zit en spreken diegenen aan die verantwoordelijkheid dragen. Dat leidt lang niet altijd tot een gedegen onderbouwde inhoudelijke reactie op aangedragen voorbeelden en beelden.
Vragen worden niet of maar half beantwoord. Raadsleden die inhoudelijke vragen blijven stellen omdat beantwoording niet volledig of ontwijkend is, kregen bij het college, ambtenaren en raadscollega’s uit andere fracties de naam lastig te zijn. Aanbrengers van vervelende signalen krijgen die als een boemerang terug in de vorm van een verkapt verwijt. Pijnlijke artikelen in de media, zowel de onze als die van collega-journalisten, worden afgedaan als vooringenomen en onjuist, zonder ze met inhoudelijke argumenten te weerleggen.
In dat gekrakeel raakt de boodschap op de achtergrond. Er wordt geen verantwoordelijkheid genomen.
De klachtencommissaris komt zowel in 2015 als recentelijk zwaar onder vuur te liggen. Als hij in 2015 een vernietigend oordeel velt over de uitvoering van de wachttijd bij bijstandsaanvragen, vallen de coalitiepartijen als een roedel bloedhonden over hem heen. De nationale ombudsman is niet lang daarna zo mogelijk nog onverbiddelijker in zijn oordeel over die kwestie - onbehoorlijk bestuur - en het beleid wordt gewijzigd, maar de toon is gezet. Wie te nadrukkelijk met rode vlaggen wappert, is een lastpak.
In het afgelopen najaar komt de klachtencommissaris opnieuw onder vuur te liggen. Ditmaal is de aanleiding een frontale botsing met René Beunders, een van de belangenbehartigers van kwetsbare inwoners in de stad. Het komt tot aangiften, het functioneren van zowel de functionaris als het commissariaat ligt onder een vergrootglas en raadsleden stellen kritische vragen.
Het is een gemankeerd debat, niet in de laatste plaats omdat de klachtencommissaris wel degelijk signalen van misstanden heeft afgegeven, maar die zijn genegeerd en hebben de raad niet volledig bereikt. De gemeentelijke ombudsman is de facto buitenspel gezet en wordt een bliksemafleider voor onderliggende problemen
Beunders en ook Jan Veldhuizen, voorzitter van het Diaconaal Platform dat het brisante memo bij het college en de gemeenteraad op tafel legt, krijgen beiden een waarschuwingsbrief van de gemeente. Zij zouden het gemeentelijke agressieprotocol hebben overtreden. Bij Beunders ligt de aanleiding in zijn verstoorde contacten met de klachtencommissaris, maar wanneer en waarmee hij zich onheus of agressief zou hebben gedragen, blijft onduidelijk. Beunders zelf houdt het op opmerkingen over incompetent handelen van de klachtencommissaris, de gemeente verwijst alleen naar algemeenheden in het protocol.
Veldhuizen krijgt de brief nadat hij ‘verschrikkelijk boos’ is geworden over de halsstarrigheid van een ambtenaar bij een bemiddelingspoging van een ernstig beperkte cliënt. “Onrecht”, zegt hij er later zelf over. En: “Ik heb nog nooit zoveel domheid bij elkaar gezien.” Hij kondigt aan de zaak voor te leggen aan de verantwoordelijk wethouder. Dat wordt als een dreigement opgevat.
In Enschede doemt hetzelfde beeld op als bij het schandaal rond kindertoeslagen: niet de inhoud van de boodschap wordt kritisch getoetst, de boodschapper krijgt kritiek. Die kritiek komt uit alle hoeken, vermoedelijk omdat de boodschap op meerdere plekken gevoelig ligt. Ook daar de parallel met die Toeslagenaffaire: het gaat in het maken en uitvoeren van beleid mis over de hele linie.
Behalve die kritiek op aanbrengers, wijzen verantwoordelijke partijen veelvuldig naar Den Haag of naar elkaar: ze zien wel een probleem, maar het zijn anderen die aan de knoppen draaien. Dat afschuiven van verantwoordelijkheid is een van de redenen waarom er zo weinig met signalen wordt gedaan. Het debat erover komt weinig verder dan ping-pongen, zwarte-pieten en jij-bakken. Ondertussen is een open wond in de stad gaan etteren.