In de maandelijkse talkshow Hengeloos Peil werd burgemeester Sander Schelberg dinsdagavond geconfronteerd met een uitspraak van hem van een week of vijf geleden: ‘Als we nu hard aan de bak gaan, is er in december misschien ruimte voor iets meer ontspanning’. Ruim een maand later blijkt dat die ontspanning er niet komt. Op de vraag of hij zichzelf daarbij iets verwijt, zegt hij: “Heel eerlijk? Nee. Ik heb steeds gewezen op gedrag. En dat is iets van ons allen.”
De burgemeester, die nu ook als voorzitter van Veiligheidsregio Twente opereert, had wel erg veel moeite met het feit dat nu ineens alle winkels dichtmoeten: “Maar dat is wél noodzakelijk. Het aantal besmettingen moet omlaag én we hebben te maken met één miljoen Nederlanders die al tijden wachten op planbare zorg. Door het weer oplopen van het aantal besmettingen zal die drukte nog wel even aanhouden.”
Schelberg neemt z’n petje af voor al die mensen in onder meer de zorg en bij de GGD’s, wiens verloven nu worden ingetrokken: “Zij lopen al driekwart jaar op hun tandvlees. Voor hen, maar ook voor die Hengelose die regelmatig een pannetje soep kookt voor haar eenzame buurvrouw, neem ik 10.000 petten af.”
Op de vraag hoe hij z’n rust pakt in dit hectische jaar antwoordt Schelberg: “Juist doordat ik ook veel thuis werk, gaat het werk altijd door. ’s Avonds en in het weekend. Of ik nu wil of niet, het moet.” Dat is volgens Schelberg het lot van een burgervader, maar hij verwijst daarbij ook naar anderen: “Iedereen is misschien coronamoe, maar we mogen het niet laten merken. Ik ben als burgemeester opgeleid om om te gaan met crises, maar die duren normaal gesproken niet langer dan een paar dagen.”
In het interview in Hengeloos Peil ging het verder over het vuurwerkverbod, carbidschieten met z’n tweetjes en z’n hobby in de adventstijd: blazen op de midwinterhoorn. Schelberg daarover: “Ik probeer elke dag wel even te blazen. Even de oale roop over Driene laten klinken. En dan maar luisteren of er iemand terugblaast. Er is meestal wel iemand die reageert op mijn klanken.”