Boerenrocker Hendrik Jan Bökkers zingt plat 'alsof dr niemand luustert'. Daarmee komen zijn twee grote liefdes samen: de muziek en het Nedersaksisch. Hij schrijft nu een leerlijn voor het basisonderwijs, zodat de taal niet verdwijnt. “Het is identiteit. Het is cultuur.”
Dat hij zich met taallessen bemoeit, is niet verwonderlijk. Hij studeerde ooit aan de Pabo. Later maakte hij furore met zijn rockband Bökkers, waarmee hij zelfs de harten van Randstedelingen veroverde. Nu zijn optredens stilliggen heeft de frontman meer tijd voor het ontwikkelen van zijn curriculum Nedersaksisch. Waarover overigens geen misverstand moet bestaan: “Het is geen dialect, maar een taal.”
Het Twents, Achterhoeks, Drents, Sallands en zelfs het Gronings zijn allemaal dialecten van één taal: het Nedersaksisch, legt Bökkers uit in 1Twente Vandaag. Een taal die zich qua herkomst en uitspraak onderscheidt van het Nederlands, maar ook een andere cultuur vertegenwoordigt. Een cultuur die wat hem betreft behouden moet blijven.
Als hij moet omschrijven wat een Nedersaks dan tot een Nedersaks maakt, vindt hij dat lastig te zeggen. Maar dan citeert hij zijn collega-muzikant Daniël Lohues: “Het mooie aan het Nedersaksisch zijn de dingen die we niet zeggen.” Anders gezegd: Je moet tussen de regels doorlezen. Ook de reden dat hijzelf vooral in het plat zingt, verklaart het karakter van de taal: “Nedersaksisch is veel meer rock ’n roll dan het Nederlands”, aldus de muzikale viking. “Het is meer kroegpraat. Cooler dan afgemeten, keurig, algemeen beschaafd Nederlands.”
Verschillen binnen het taalgebied van de Nedersaksen zijn er ook. Zo is er niet altijd consensus over de schrijfwijze. Zoals bij een woord als goan. Of gaon. “In Twente schrijven ze dat met oa en in Drenthe met ao.” Wat dan nu het goede is? Daar moet nog een taalstrijd over gevoerd worden. Maar Bökkers zelf heeft een duidelijke voorkeur: “Het beeld oa vind ik mooier dan ao.” Hij doet tegelijkertijd een voorstel voor een compromis: “Je zou ook zo’n a met een rondje erboven kunnen doen, zoals in Scandinavië, dat is dezelfde klank.”
Het curriculum waar Bökkers aan werkt moet volgens hem geen plicht worden, zoals in Friesland. “Daar roept die verplichting ook veel weerstand op.” Zo stelt hij zich voor dat een school in Losser er meer belang bij kan hebben iets met Nedersaksisch te doen dan een school in de Rivierenwijk in Deventer. “Dan is het ook wel lekker dat zij de keuze hebben om er niets mee te doen.”
Overigens maakt de zanger zich geen illusies. “Misschien een beetje pessimistisch, maar ik denk dat we een generatie of twee te laat zijn om iedereen weer aan het Nedersaksisch te krijgen.” Hij verwijst naar zijn eigen ouders. “Mijn moeder was onderwijzeres in de jaren ’70 en toen moest je tegen je kinderen Nederlands praten, dus mijn moeder heeft keurig Nederlands tegen ons gepraat. Mijn vader gelukkig niet, dus daarom ben ik het niet verleerd.”
In huize Bökkers ging tijdens het eten van de tuffels dus nog Nedersaksisch over de tafel. “Maar anderen van mijn generatie spreken van huis uit al geen dialect meer, dus zij doen dat tegen hun kinderen ook niet”, concludeert de bebaarde rocker uit Heino. “Het zou heel mooi zijn als je de jeugd wat bij kan brengen van die cultuur. Al zouden het uitdrukkingen of zinsvervoegingen zijn, dat het toch een beetje een eigen cultuur blijft. Dat zou wel mooi zijn.”
Zijn nummer “De Duutse Grens” beschrijft volgens Bökkers wat een Nedersaks is:
Hier proat ze plat alsof dr niemand luustert.
Hier zoept ze bier alsof morgen niet bestied.
Het is een makkie um een deerntie te versieren,
Moar veur een boer zoekt vrouw an de stoatafel niet.