Enschede begint met preventieve bestrijding eikenprocessierups
De slag begint. De vijand: een beest dat jeuk of zelfs levensbedreigende ademhalingsmoeilijkheden veroorzaakt. Om dit jaar minder overlast te krijgen, rukten de gemeentelijke bestrijdingstroepen vrijdagavond voor het eerst uit om de eikenprocessierups met biologische middelen te lijf te gaan.
Stipt om 20.00 uur begon de vrachtwagen in de wijk Helmerhoek met het bespuiten van de eerste eiken. "We beginnen hier met het spuiten van de aaltjes", legt expert en voorwerker Dion Koning uit. "De aaltjes zijn kleine wormpjes die zich zo meteen ineten op de kleine rupsen. Daardoor gaat de jonge rups dood." Rond eind maart, begin april kruipen de rupsen uit de eitjes. Op dat moment hebben ze nog geen brandharen en zijn daarom nog geen bedreiging. "Voor ons hèt moment waarop wij met de bestrijding moeten beginnen", licht Petra Klein Breukink verder uit. Zij is 'projectleider eikenprocessierups' bij de gemeente Enschede.
Er worden niet alleen aaltjes gespoten, maar ook bacteriën, xentari genoemd. Die spuiten we pas als er ongeveer 40 procent van de bladeren aan de eikenbomen zit, aldus Koning. "Het middel wordt op het blad gespoten en de rups die dan aan het eten is, krijgt de bacteriën binnen en gaat ook dood.
Niet alle bomen worden met de bacteriën en aaltjes bespoten. Dat heeft te maken met andere diersoorten die beschermd moeten worden. "In Enschede hebben we vlinderrijke wijken. Hier mogen we de middelen niet spuiten", legt Koning uit. "Dat hebben van tevoren in kaart gebracht."
De gemeente gaat tot eind mei door met spuiten. Dat kan soms nog best wat lawaai maken. De aaltjes kunnen namelijk alleen 's nachts worden gespoten, omdat ze niet tegen uv-licht kunnen. Komen ze wel in aanraking met te veel licht gaan ze, nog voordat ze de rups hebben bereikt, dood.
De gemeente is van tevoren met bewoners in gesprek gegaan. "Er kan geluidsoverlast ontstaan, maar we hoorden van bewoners dat ze de overlast voor een nacht prima vinden als ze in de zomer maar in de tuin kunnen zitten", aldus Klein Breukink. "Uiteindelijk gaan we namelijk voor 60 tot 80 procent minder overlast."
