Stijn: Was u bang tijdens de oorlog?
Timmermanszoon Koos Kuil ging als 9-jarige aanvankelijk nog naar school. Nadat de trein niet meer reed en de Ambachtsschool op de fiets met houten banden te ver was, bleef hij thuis, in Boekelo. Hij herinnert zich de spanning in huis. Zijn ouders luisterden nieuws op de radio. "Het wapengekletter kwam steeds dichterbij en uiteindelijk was de oorlog ook hier een feit. Duitse soldaten sloegen hun kamp op in de Stoombleekerij. Met die klapperende laarzen marcheerden ze over straat. Ze zongen er trouwens mooi bij."
"Ja, toen een bom viel. Achteraf, denk ik, was dat het bombardement van de spoorlijn Haaksbergen/Boekelo. Ik stond bij groenteboer Schartman in de winkel. Die had zuurkool in het vat. Mijn moeder had me erheen gestuurd met een pannetje. Ik herinner me dat ik het ene moment voor de toonbank stond. De grond trilde. Na de klap lag ik aan de andere kant."
"Later gingen mijn broer Hero-Jan en ik naar het Grolsch-terrein. Daar lag een neergeschoten jachtvliegtuig; een Jabo. Mijn broer sleutelde de radio eruit. Ineens een schreeuw. Er werd een schot gelost. Vermoedelijk door de Weerbaarheidsafdeling. Ik hoorde de kogel fluiten. We renden voor ons leven. Gelukkig liep ook dat goed af."
Maar u kon dus niet naar school?
"In het begin wel. Bij luchtalarm van geallieerde vliegtuigen schoten we onder de schoolbanken. Eerlijk gezegd gaf dat een jolige stemming. We trokken de meisjes aan hun vlechten. Onderweg naar school liep daar een keer een Engelse vliegenier in oranje pak. Hij was neergeschoten. Maar omdat iedereen hem had gezien, kon niemand hem in huis nemen. Te gevaarlijk. Hij liep richting de houten barakken langs de spoorlijn, waar de Duitsers zaten."
Was er genoeg te eten in de oorlog?
"Hier wel. Mijn vrouw, uit Den Haag, at nog tulpenbollen. Wij verbouwden zelf groente. Moeder weckte bonen. Af en toe ging een witte leghorn en lotharinger in de pan. Ik moest zelf slachten. Vreselijk! Zelfs de kop van het konijn verdween nog in de soep. Mijn vader kocht via via een big. Na spertijd gingen we dat beest halen in het donkere bos. Omdat de verkoper allerlei omwegen maakte, stonden we lang te wachten. Het dier ging in de zak op de rug van pa mee naar huis."
Hadden jullie veel contact met Duitsers?
"Nee. Ooit stond 's avonds ineens een soldaat in de kamer. Iedereen verschoot van kleur. De overbuurman had een onderduiker. Maar daar kwam hij niet voor. Hij zocht een vrouw die Kartoffeln wilde schillen. 'Geen tijd', riep mijn moeder. Hij kreeg koffie, gemaakt van gebrande rogge. Weet je, Stijn, die Duitser was een gewone huisvader. Hij was de oorlog zat en wilde naar huis."
"Op het eind van de oorlog trokken de Duitsers zich terug via de Haaksbergerstraat. Er werd enorm geschoten. Levensgevaarlijk, maar wij kropen op onze buik langs de muren van het huis. Om maar niets van dat spektakel te missen."
Koos: Maar Stijn, ben jij eigenlijk anders over de oorlog gaan denken door de toneelvoorstelling?
Stijn: "Absoluut. Mijn beeld klopte niet. In mijn gedachten bedreigden de Duitsers iedereen. Niet alleen de Joden. Zoiets als wat nu in Syrië gebeurt, met vluchtelingenkampen en alles. Ik dacht dat iedereen Nederland wilde ontvluchten. Door de gesprekken met u en andere ouderen weet ik dat het gewone leventje ook doorging. Het was soms zelfs leuk avontuurlijk. Maar dat u van uw vader een konijn moest slachten... Euh, dat vind ik wel erg, hoor."
Alle woorden zitten nog in mijn hoofd, van regisseurs Karine Roldaan en Marieke Hagemans, maakt deel uit van het landelijke project Theater na de Dam. Onder die vlag zijn er in heel Nederland voorstellingen die Nationale Dodenherdenking een extra betekenis geven.
Jonge acteurs van Theatermakerij Enschede spelen vanavond in de synagoge 'Alle woorden zitten nog in mijn hoofd'. De voorstelling is gebaseerd op interviews die spelers hielden met Twentse ouderen. Op ons verzoek sprak Stijn Bolhuis (14 jaar) nog eens met Koos Kuil (86 jaar).
© Newsroom Enschede, de samenwerking tussen TC Tubantia en TV Enschede FM. Foto: Annina Romita