Een groot deel van de gebouwen waarin de Hengelose scholen gevestigd zijn, is aan renovatie of vervanging toe. Die operatie gaat de gemeente de komende 27 jaar zo'n 200 miljoen euro kosten. Jaarlijks bijna 7,5 miljoen. Geld dat de gemeente niet op de plank heeft liggen. De komende maanden is het aan de raad om lastige keuzes te maken, terwijl er ondertussen vanuit de VNG wordt gelobbyd om geld bij het Rijk.
Onderwijswethouder Claudio Bruggink vertelt dat gemeentes structureel te weinig geld krijgen om aan hun huisvestingstaak te kunnen voldoen: "Er ligt de verplichting om duurzaam te bouwen en om scholen af te leveren met een gezond binnenklimaat." Dat laatste is een verplichting vanuit het Bouwbesluit en sinds corona is iedereen van dat belang doordrongen. "We krijgen echter nog geen extra geld voor dat meerwerk. Vandaar die lobby", aldus Bruggink.
Vorig jaar is door de gemeente Hengelo en de schoolbesturen een kwaliteitskader vastgesteld, waaraan alle scholen de komende jaren moeten gaan voldoen. Daarbij is gekeken naar duurzaamheid en binnenklimaat, naar meer samenwerking en flexibilisering van het onderwijs en naar huisvesting en financiën.
Schoolbesturen en college van B en W zitten wat inhoud betreft op een lijn; nu is de raad aan zet. Er was voor dinsdag 18 april een politieke markt over dit onderwerp gepland, maar de raadsleden willen graag eerst wat meer details en die krijgen ze maandag 17 april van het college in een zogeheten 'technisch beraad'. De politieke markt is verplaatst naar 16 mei.
Met de ingrepen is veel geld gemoeid, legt Bruggink uit: "200 miljoen uitgesmeerd over de komende 27 jaar, maar we gaan nu eerst een uitvoeringsplan maken voor de eerste 5 jaar. In de Zomernota zal een bedrag genoemd staan en daar mag de raad zich over uitspreken."
Volgens Bruggink moet er iets gebeuren omdat scholen enerzijds te maken hebben met krimp en anderzijds omdat veel gebouwen aan vervanging of op z'n minst een opknapbeurt toe zijn: "Vanwege die krimp hebben we minder vierkante meters nodig, dus moeten we kijken of we bijvoorbeeld scholen kunnen samenvoegen, zodat we gebouwen kunnen afstoten." Dat laatste levert uiteraard inkomsten op, maar die staan niet in verhouding tot de gigantische kosten.
Het vorig jaar opgestelde kwaliteitskader vormt een opmaat naar het deze zomer vast te stellen Integraal Huisvestingsplan (IHP) voor primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Herman Soepenberg is directeur van Symbio. Vijftien van de negentien Hengelose basisscholen vallen onder deze scholenstichting.
Soepenberg legt uit waarom er, in elk geval bij de basisscholen, scheefgroei is ontstaan aan de kostenkant: "In Nederland is het zo geregeld dat gemeenten aan de lat staan voor nieuwbouw en renovatie van gebouwen. De schoolbesturen zelf zijn verantwoordelijk voor klein onderhoud. Doordat we in Hengelo met relatief veel oude gebouwen (het gemiddelde Hengelose schoolgebouw is 46 jaar oud, 6 jaar ouder dan het landelijk gemiddelde, red.) te maken hebben, is er een disbalans ontstaan. Simpel gezegd: we zijn onevenredig veel geld kwijt aan onderhoud. Liever zouden we dat geld in mensen steken. Vandaar dat het hoog tijd wordt, dat er iets gebeurt."
Hij heeft er vertrouwen in dat er straks met het IHP een gedegen document ligt; Soepenberg en z'n collega's hebben hierover veel 'constructieve gesprekken' gevoerd met de wethouder. Soepenberg: "In het IHP spreken we onze ambities uit voor de komende 27 jaar, maar de focus ligt op de eerste 4 tot 8 jaar. Dan zullen tal van gebouwen aangepakt moeten worden."
Waar de schoolbesturen het op de inhoud wel eens zijn met de wethouder vinden de bestuurders dat de gemeente wel meer zou moeten besteden aan huisvesting en dat er juist de eerste jaren forse investeringen nodig zijn. Soepenberg: "De sneeuwschuiverstrategie van de gemeente om alles vooruit te schuiven kan niet langer gebruikt worden."
De Symbiobestuurder noemt nog geen specifieke scholen op de vraag waar te beginnen: "Ook omdat het niet per se de oudste gebouwen zijn, die als eerste aangepakt moeten worden. We kijken in eerste instantie naar gebouwen uit de periode 1950-1980, omdat de bouwkwaliteit daarvan soms te wensen overliet. Panden uit pakweg 1920 zijn vaak beter van kwaliteit dan die van een halve eeuw oud."
Het kwaliteitskader omvat de uitgangspunten van het IHP dat nu in de maak is. Dat IHP kent drie hoofdthema's. Naast het hierboven al genoemde thema 'huisvesting en financiën' zijn dat 'onderwijs en samenwerken' en 'duurzaamheid en binnenklimaat'.
De huidige tijd vraagt volgens gemeente en schoolbesturen om veel meer samenwerking tussen de verschillende scholen en schooltypen, alsook om samenwerking met andere partners zoals kinderopvang en logopedie. Gemeente en schoolbesturen maken daarom gezamenlijk plannen en afspraken om de huisvesting en samenwerking waar mogelijk te bundelen binnen schoolgebouwen. Soepenberg: "Scholen zijn nu vaak nog klassiek ingericht met klassen van zo'n 24 leerlingen. Bij nieuwbouw en renovatie moet rekening worden gehouden met de veranderingen. Meer flexibele inrichting met minder dragende muren bijvoorbeeld, zodat lokalen makkelijk kleiner te maken zijn."
Net als de rest van Hengelo (en Nederland) moeten ook de scholen in 2050 energieneutraal zijn. De ambitie ligt zelfs hoger dan wat wettelijk bepaald is: nieuwbouw is per definitie aardgasloos en energieneutraal. Daarnaast is er veel aandacht voor het binnenklimaat. Schoolbesturen en gemeente ambiëren Frisse Scholen klasse A, het meest gezonde niveau. Luchtkwaliteit, energieprestatie en thermisch comfort zijn daarbij optimaal. Soepenberg: "Bij nieuwbouw is dat haalbaar, bij renovatie streven we naar klasse B. Daarnaast moet het allemaal duurzamer. Minder gebruik maken van installatietechniek en meer streven naar panden die van nature koeler zijn."
Even terug naar wethouder Bruggink. Hij maakt deel uit van een college dat de ambitie heeft uitgesproken de komende twee decennia te willen groeien naar 100.000 inwoners. Moet daar niet nu al een voorschot op genomen worden, bijvoorbeeld door geen gebouwen af te stoten? Bruggink: "We kijken nu eerst naar de komende vijf jaar. De hoogstnoodzakelijke ingrepen moeten we sowieso de komende jaren doen. Als bij een van de volgende uitvoeringsplannen blijkt dat die groei is ingezet, kunnen we onze doelen weer bijstellen."