Lucie-anne en Marie-Thérèse, dochters van toenmalig burgemeester Lodewijk Schepers, vertellen hun verhaal op het terras van ’t Oale Roadhoes, onder het raam van de kamer van hun vader.
Het is een openhartig gesprek, een gesprek met een lach en een traan.
De zussen zijn, vanuit Limburg en Brabant, terug in Tubbergen. Hier woonden ze, samen met vader Lodewijk, moeder Elisabeth Schepers-Bloemen en broer Pieter, die toen twaalf was.
Mooie jaren, herinneren ze zich. De woning aan de Oranjestraat 44 was ruim en had een grote tuin. “We hadden een speelkamer, er was een grote zolder en een grote tuin, met eerst een net gedeelte. Daarachter lag een wild stuk tuin, met een clubhuis, een geit en een schommel."
Het gezin kwam vanuit Grootebroek in de kop van Noord-Holland, naar het Twentse platteland in juli 1967. “Moeder kwam uit Oldenzaal en wilde terug naar Twente.”
Foto’s van de aankomst in Tubbergen komen op tafel. “Het was een feest. We werden echt ingehaald.””
Minder feestelijk
Vier jaar later was de stemming in Tubbergen minder feestelijk. Er moest dat jaar een ruilverkaveling doorgevoerd worden. Veel boeren in de gemeente waren daar mordicus tegen, ook al omdat de stemmingsprocedure zo was ingericht, dat de tegenstanders bij voorbaat verloren. De eerste stemming in juni 1971 werd afgeblazen. De tweede stemming, december van dat jaar, moest van de provincie doorgaan.
Van de tegenstellingen in Tubbergen merkten de zussen in eerste instantie niet zoveel. Lucie-anne: “Het speelde wel, ook in de klas. Ik zat in de vierde klas en we hadden een hele toffe leraar, Henk Blikman. Hij liet ons discussies voeren, de boeren tegen de stadsen. Ik werd tot ‘stadse’ gebombardeerd, waarom begrijp ik nog niet; ik had nog nooit in een stad gewoond.”
Marie-Thérèse, lachend: “Een jaar later had ik hem, maar in onze klas werd niet meer gediscussieerd.”
De weken voor de stemming was de sfeer in het gezin voelbaar anders. “Er werd ons kinderen niets verteld, maar onze ouders hadden het er met elkaar over. Er was onrust en er werd veel gebeld."
Lucie-anne herinnert zich dat haar vader op de avond voor de stemming tot ’s avonds laat nog contact zocht met de Commissaris van de Koningin, met het verzoek de stemming af te blazen. ‘Laat het alsjeblieft niet doorgaan, want dit gaat fout'. "Maar het moest doorgaan. Je voelde de spanning. De volgende dag werd ons verteld dat we gingen logeren. We hadden geen idee waarom.”
”We gingen weg. Maar we hadden nog wel meegekregen dat mijn moeder uit de voorkamer waardevolle spullen weghaalde en in de kelder zette. De gordijnen werden dicht gedaan”, vult Marie-Thérèse aan. “Onze vader had een vooruitziende blik, die had daar bij moeder op aangedrongen. Mama vond het onzin, maar deed het toch maar.”
Uit logeren
De kinderen logeerden bij de huisarts in Weerselo, kennissen van hun ouders. ’s Avonds moesten zij op hun slaapkamer blijven. “Pieter mocht het journaal zien. Wij niet, wij waren te klein. Pieter mocht niets aan ons vertellen, maar dat deed ie natuurlijk toch. Hij kwam ons vertellen dat ons huis in brand stond. We waren in shock.”
De reis naar hun huis staat in de herinnering gegrift. “We kwamen terug in een politiebusje. De voorkamer was helemaal zwart geblakerd. Alle ramen waren ingegooid en dichtgetimmerd. Pieter vond een brandbom bij hem op de slaapkamer, die was niet afgegaan. Goddank, want die sliep onder een rieten dak.”
Bor de Wolf
“Wat ik elke keer weer frappant vind, is dat er altijd ingezoomd wordt op die ene dag, de dag van de stemming. Maar voor ons was dat niet één dag, voor ons waren het weken”, benadrukt Lucie-anne. “Ook met Kerst vlogen de stenen door de ramen. Kerst hebben we gevierd bij de pastoor in Albergen. Oud en Nieuw vierden we bij burgemeester Schelberg in Weerselo. We gingen overal naar toe, maar we hadden geen idee.”
Marie-Thérèse: “We hebben een tijdje politiebewaking gehad. De politie zat in huis. Die politiebewaking was leuk; er was een agent, die kon Bor de Wolf van de Fabeltjeskrant nadoen. Daar waren we erg dol op. Je beleeft het als kind, het was spannend en stressvol, maar zo’n agent, dat was geweldig.”
Nog dagenlang werden de kinderen met het politiebusje naar school gebracht. Ze kunnen daar nu om lachen: “Naar de school om de hoek. Dat kun je je eigenlijk niet voorstellen.”
Dreigtelefoontjes
Politiebewaking was er niet voor niets. Niet alleen gingen de ramen er nog regelmatig aan, er kwamen ook dreigtelefoontjes binnen. Vuilnisbakken werden op de stoep geleegd en er lagen nogal eens menselijke uitwerpselen op de stoep. “We horen weleens zeggen dat de rellen mede veroorzaakt werden door relschoppers van buitenaf. Die waren er ook, maar die waren na die ene dag wel weg. Wie het daarna waren weet ik niet, maar wij hebben daar wekenlang last van gehad.”
Zoveel ellende, terwijl burgemeester Schepers zelf tegen de ruilverkaveling was. “Onze vader was behalve een idealist ook een gevoelig mens en hij hield vreselijk van de natuur. Die vond dat Twentse landschap prachtig mooi. Hij snapte ook wat daar aan emoties en gevoelens onder zaten bij de boeren. Mijn ouders hadden hartstikke begrip voor de boeren.”
Het lastige was dat Schepers dat niet uit kon dragen. “Hij was het gezag, je deed wat je van hogerhand was opgelegd. En die ruilverkaveling moest uitgevoerd worden, daar werd vanuit de provincie behoorlijk druk op gezet. Onze vader heeft het uitgevoerd, maar het ging in tegen wat hij zelf vond.”
De toestand en de nasleep van het gebeuren greep Lodewijk Schepers enorm aan. Hij werd ziek, was zwaar overspannen. “Gemeentesecretaris Henk Breeveld en wethouder Hans Habes kwamen op ziekenbezoek. Keiblij was hij daarmee. Mijn ouders zagen dat als belangstelling en betrokkenheid, die waardeerden dat echt. En die hebben daar ook zitten vertellen, neem ik aan”, vertelt Lucie-anne. “Toen papa weer gedeeltelijk aan het werk ging, lager er papieren die hij moest ondertekenen. Daar lagen ook de verslagen van de gesprekken bij. De heren briefden wat ze hoorden door aan de Commissaris van de Koningin. Wat is het nette woord voor genaaid? Hij is belazerd. En hij kreeg een jarenlange zwijgplicht opgelegd, evenals mama.”
Of het aan die verslaglegging lag is nooit met zekerheid te zeggen, feit is dat zowel Breeveld en Habes snel daarna burgemeester werden. Breeveld werd in 1973 benoemd als burgemeester van Bladel en Netersel, Habes werd in 1974 burgemeester van Herwen en Aerdt. “Papa zei: die zijn over mijn rug burgemeester geworden.”
'Er knapte iets'
Inmiddels was Jan Niers uit Hengelo in 1972 Commissaris van de Koningin geworden. “Onze ouders hoopten heel erg dat Niers ons verder ging helpen. Ze gingen vol hoop naar het gesprek met hem.”
In dat gesprek kantelde alle hoop. Lucie-anne pakt er het dagboek van haar moeder bij, met een verslag van dat gesprek. “Papa werd voor de keuze gesteld: u laat zich afkeuren, u bedankt zelf, u solliciteert naar een kleinere plaats of u blijft, maar reken dan niet op een herbenoeming. Toen knapte hij. Hij was gebroken. Hij zei dat ook, letterlijk. Hij voelde iets knappen. En hij is nooit meer beter geworden.”
De herinnering maakt emoties los. “Ze hebben hem in de kou laten staan. Dat is makkelijk hè, een zondebok. En dan die zwijgplicht, ook voor mijn moeder. Tien jaar na de Boerenopstand hebben ze onze moeder geïnterviewd, en zij heeft wel verteld hoe het zat. Papa leefde toen al niet meer.”
Het gezin verhuisde in de zomer 1973 naar Bunde, in Limburg. Schepers werd er burgemeester van Bunde en Geulle. “Toen we uit Tubbergen weg waren, kwam eigenlijk de reactie bij mijn vader. Hij werd weer ziek. Hij was depressief, hij kon niet meer. Eerst heeft hij Bunde opgegeven, kort daarna ook Geulle. Wij groeiden op met een vader die zwaar overspannen was. Het was op eieren lopen.”
“Wat we echt knap vonden is dat hij ging werken bij een logistiek bedrijf in de buurt. Werken met zijn handen. Een gewone man die deed waar hij lol in had, die weer gewaardeerd werd. Hij heeft bij de voordeur van dat bedrijf nog een mooi afdakje gemaakt.”
Maar de depressies verdwenen niet. Lodewijk Schepers overleed op oudejaarsavond 1976 op 56-jarige leeftijd.
“Pieter verongelukte in 1980, 22 jaar was hij toen. In 1984 overleed mama aan kanker, zij was 60. Het waren zware jaren. Daar kom je niet zonder kleerscheuren vanaf, wij alle twee niet.”
Over de boerenopstand werd door de zussen decennialang niet gepraat. “Het overlijden van papa, Pieter en mama was al erg genoeg. Bovendien. we woonden in Limburg, wat wisten ze daar nu over ruilverkaveling?”
Sinds de eerste berichten van het herdenken van de opstand werd dat anders. Er werd om interviews gevraagd. “Er kwam veel weer boven. Het is iets wat onder je huid gaat zitten en we hebben er toch last van. Die periode heeft ons gevormd en getekend. Het heeft ook altijd heel onaf gevoeld.”
De zussen vinden de gesprekken niet makkelijk. “We hadden zoiets van laten we ermee dealen. Laten we het onder ogen zien en laten we dan papa recht doen. Dat de mensen eindelijk zien wie hij was. Hij was voor Tubbergen. Hij heeft alles gedaan om het tegen te houden, en dan is het triest dat je de rekening gepresenteerd krijgt.”
Cirkel rond
Lucie-anne: “Ons verhaal vertellen is voor ons ook helend. En afsluitend. Door hier te zijn, nu, maken we de cirkel rond.”
Vijftig jaar Boerenopstand? “Dat ga je niet vieren. Dat ga je gedenken. Als er dingen door de overheid opgelegd worden waar je niet achter staat, kom alsjeblieft in verzet. Maar je kunt ongelijk hebben door de manier waarop je gelijk hebt. Als je zegt, we gaan de Boerenopstand gedenken, dan vind ik dat mooi. Als je zegt, we gaan haar vieren, dan raakt ons dat.”