Honderd jaar geleden was Enschede een van de rijkste steden van het land. Met Stork in Hengelo waren de Twentse textielfabrikanten goed voor een kwart van het Bruto Nationaal Product. Het verhaal van Marcus Levi van Gelderen (1858-1939) is typerend voor de manier waarop die rijkdom naar de regio kwam.
Die puissante rijkdom van Enschede (en Twente) heeft al met al twee, twee-en-een-halve generatie geduurd. Als het om textielfabriek De Nijverheid ging, was Marcus Levi van Gelderen de eerste generatie. Zijn verhaal leest als dat van de krantenjongen in New York die uitgroeit tot mediamagnaat.
Van Gelderen, telg uit een slachtersgeslacht uit Maassluis, begon als boekhouder, achttien jaar oud. Beetje bij beetje breidde hij zijn vermogen uit, kocht aandelen en nam uiteindelijk de tent over. Hij bouwde een imperium van vier fabrieken op. Met aan het hoofd een van zijn vier zoons. De meest technische van dat stel maakte Union groot.
De bekendste van die fabrieken is ongetwijfeld NV Stoomweverij (de) Nijverheid. Die faam was van na zijn dood en had een bepaald cynische achtergrond. Van Gelderen was Jood en dat gold ook voor zijn zonen. De oude baas zelf stierf vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zijn zoons volgden hem op de voet. De fabrieken van Van Gelderen werden onteigend, de directeuren afgevoerd en omgebracht.
De Nijverheid kreeg een nazi-zetbaas. In de fabriek werden een half miljoen Jodensterren gedrukt; elk Nederlands exemplaar op zwart-witfoto’s - dat label dat bestemde tot selectie, segregatie en vernietiging - kwam uit de fabriek van Van Gelderen.
Dat Jood-zijn brak overigens ook senior op, al voor de oorlog. Een verzoek om lidmaatschap van de Grote Sociëteit, waarvan bijvoorbeeld ook de Van Heeks en Janninks lid waren, werd door de ballotagecommissie afgewezen. Hij werd niet toegelaten tot de kringen van die andere, protestante, Enschedese textielmagnaten. Om zijn afkomst. Zo luidden de reglementen.
Bij de opening van de Enschedese Hogere Textielschool in 1922 hield toenmalig burgemeester Edo Bergsma een toespraak waarin hij de welvaart van de stad bezong. Hij baseerde zich daarbij op cijfers van de Belastingdienst.
De totale inkomsten van het Rijk bedroegen destijds 157 miljoen gulden. Overijssel had daarvan 15 miljoen ingebracht, waarvan meer dan de helft uit Enschede: 8 miljoen. De stad telde maar tien procent van de totale bevolking in de provincie.
Enschede had per 1000 inwoners het op drie na hoogste aantal spaarders bij de Rijkspostspaarbank. En die Enschedese spaarders hadden het hoogste saldo. Het inkomen van het vermogende deel van de bevolking dat belasting moest betalen was het hoogste van heel Nederland.
Het verhaal gaat dat een aantal van die sociëteitsleden moeite hadden met de beslissing van die ballotagecommissie. Onder hen ook leden van de familie Van Heek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Enschedese textielfabrikanten grote sommen geld bijeengebracht voor de opvang van Joden in de regio.
Na de oorlog nam kleinzoon Henk, die ondergedoken had gezeten en actief was geweest in het verzet, de fabrieken over. Hij was het die bij toeval ontdekte dat de Nederlandse Jodensterren waren gemaakt in ‘zijn’ fabriek. Een ontdekking die hij lang stilhield. Oorlogsbiograaf Lou de Jong heeft altijd gedacht dat ze in het getto van het Poolse Łódź gefabriceerd waren.
NV Stoomweverij Nijverheid fuseerde in 1964 met textielfabrieken P.F. van Vlissingen & Co. en Ankersmit's Textielfabrieken en hield de facto op met bestaan. Henk van Gelderen overleed in 2022.