Hij leefde en werkte op een snijvlak in de tijd, waarin portretkunst een giga-metamorfose onderging. Dagenlang poseren en weken of maanden van penseelwerk hoefde niet meer. Een zitting, wat alchemie met vloeistoffen, glasplaten en metalen en binnen een paar uur wist je hoe je eruitzag. De Enschedeër Lambertus Johannes Bruna maakte er dankbaar gebruik van.
Bruna (1822 - 1906) was tekenaar en schilder. Hij verloor zijn atelier in de Enschedese binnenstad bij de Stadsbrand van 1862. Dat noopte tot een nieuw begin. Bruna bouwde een camera - zo’n grote houten doos op een driepoot - en vestigde zich als fotograaf. Als eerste in Twente.
Een ambachtsman, die Bruna. Anders dan Monet, Van Gogh en consorten uit de Franse scene van impressionisten en bon-vivants. Er moest brood op de plank. En hoe rijk en hip Enschede in die dagen ook was, voor een schilder was het toch vooral zaak om de notabelen een beetje knap op het doek te zetten.
Die nadruk op vakmanschap lees je uit de opleiding die Bruna genoot èn de scholen waaraan hij zelf - later - verbonden was.. De Teekenacademieschool van de Maatschappij van Tot Nut van ’t Algemeen in Deventer, zijn geboorteplaats. Hij was hoofd van de Bouwkundige Teekenschool ten behoeve van de Arbeidende klasse en de Stadsteekenschool voor handwerkslieden in Enschede.
Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen onder Gustaaf Wappers, top-portretschilder en vurig pleitbezorger van de romantische schilderkunst en bepaald geen modernist. Met Pierre Kuipers als klasgenoot, de latere architect van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam. Ook al een vakman.
Dat Bruna zich toelegde op fotografie lijkt dan ook niet zo verwonderlijk. Ook dat was een vak dat vooral heel technisch was. Zeker in die tijd. Een fotograaf was allesbehalve vooral bezig met lichtval en compositie - een foto ontstond bij de gratie van zo’n zelfgebouwde camera, lenzen, vloeistoffen en met metaaldampen bewerkte glasplaten. Pas als je dat een beetje onder de knie had, kon je je druk maken om de rest.
Daar kwam bij dat het portretteren van mensen er een stuk makkelijker op werd. Clientèle genoeg - de bovenlaag van de Enschedese samenleving had daar altijd garant voor gestaan en daar kwam een nieuwe groep stads- en streekgenoten bij. Makkelijker is ook goedkoper. Dat maakte het ook voor mensen met een kleinere buidel mogelijk om zichzelf te laten vereeuwigen.
Daar ligt een parallel met onze tijd, waarin analoge fotografie heeft plaatsgemaakt voor digitaal. Met spanning wachten tot je rolletje is ontwikkeld en afgedrukt, is verleden tijd. Waar hele volksstammen het een paar decennia geleden deden met incidentele school- en vakantiekiekjes, heeft vrijwel iedereen inmiddels een massa foto’s van zichzelf, geliefden, huisdieren, woonkamers, achtertuinen en opgediende borden eten. Instant resultaat en deelbaar met de hele wereld.
Niet iedereen vergrijpt zich aan die vooruitgang en voegt onbekommerd toe aan die beeldendiarree. Alchemisten bestaan nog. Fotograaf Engelbert Visscher, eveneens Enschedeër, is bijna een reïncarnatie van Bruna. Hij bedient zich van dezelfde technieken en materialen, ook zijn camera’s zijn niet in een camerawinkel te koop.
Hij heeft er een uit 1903, die door Bruna gebouwd had kunnen zijn, en sinds kort een vergelijkbaar toestel dat speciaal voor hem werd gemaakt. Niks sensors of fotorolletjes: Visscher werkt, net als Bruna, met glasnegatieven, bewerkt met een zilverdamp om ze lichtgevoelig te maken. Je hoeft de Enschedese ‘zilverfotograaf’ niet te vertellen hoeveel vakmanschap het fotograferen a-la-Bruna vergt.
Wie Visscher hoort praten, begrijpt waarom hij het gemak van de moderniteit laat waar wat ‘ie is. En hij is de enige niet. “Jongeren van achttien, vierentwintig, grijpen terug op de oude analoge camera’s en rolletjes. Men wil af van dat snelle, dat vluchtige.”
De beperkingen van oude technieken, zijn tevens een kracht, vindt Visscher. Die oude set-up van ‘zilverglas’ en lenzen heeft een eigen karakteristiek: ogen, neus en mond zijn scherp, de rest onscherp, het geheel dromerig. Het levert indringende portretten op. “In de ogen zie je de mens”, zegt Visscher erover.
Het hangt er van af waarop je de nadruk legt, maar een goede ambachtsman is nog geen groot kunstenaar. Een meesterschilder was Bruna niet. En er zijn betere fotografen geweest, ook in zijn tijd. Opmerkelijk was wel zijn keus voor onderwerpen. En de manier waarop hij die uitwerkte: trouw aan de werkelijkheid.
Spelende kinderen van textielfabrikanten achter de Grote Kerk op de Enschedese Oude Markt, waar zij woonden en speelden. Tekeningen van de puinhopen na de Stadsbrand, van de eerste mis in de vernielde Jacobuskerk. Brulfteneugers: halfzatte Twentse weddingplanners avant-la-lettre in een boerenkeuken. Een foto van de postbode, in vol ornaat poserend in het atelier, de tas om de nek. Je ziet hem zo de straat inlopen.
Bruna legde het moment vast. Als schilder en als fotograaf. Ieder detail naar het leven. Zo zag het eruit, daar kun je blind van op aan. Visscher begrijpt die behoefte. “Mijn leven is diezelfde drijfveer. Het vasthouden van het moment, dat is het mooiste wat je in mijn vak kunt doen.” Hij bewondert Bruna erom. “Je ziet het vakmanschap in elk beeld. Daar hou ik van.”