Inwoners met een saneringskrediet zijn onvoldoende beschermd. In sommige gevallen zijn de kosten te hoog en de informatievoorziening voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst voldoet niet. Dat was het oordeel van de rechtbank in Lelystad in een zaak tussen een inwoner en de Gemeentelijke Krediet Bank in Assen, eind augustus. De uitspraak heeft mogelijk ook gevolgen voor saneringskredieten die worden verstrekt door Stadsbank Oost-Nederland.
Dat oordeel van de rechter hangt onder meer samen met het rentepercentage dat voor zo’n krediet wordt gerekend. In het werkgebied van Stadsbank Oost Nederland lopen die fors uiteen, afhankelijk van de woonplaats van degene die een saneringskrediet aanvraagt.
Wie een lening of een krediet aangaat, moet voldoende beschermd zijn tegen onwenselijke effecten. Dat gaat dan met name om problemen die kunnen ontstaan als terugbetaling niet lukt. Dat is bij wet geregeld. Consumenten moeten afdoende worden geïnformeerd voordat een overeenkomst wordt gesloten en er mag geen woekerrente worden gerekend.
Er zijn uitzonderingen waarbij die rechtsbescherming minder streng mag zijn. Bijvoorbeeld als consumenten minder financiële risico’s lopen bij het aangaan van de lening of het krediet. Dat kan zijn omdat er afwijkende afspraken zijn gemaakt met een gemeentelijke kredietbank, met de bedoeling om van problematische schulden af te komen. De wet noemt het expliciet: als er in het algemeen belang een lagere of helemaal geen rente wordt gerekend.
In de zaak waarover de rechter in Lelystad zich boog, draaide het om de vraag of het krediet dat was verstrekt om schulden af te lossen onder die uitzonderingen viel. In dat geval had de Gemeentelijke Kredietbank minder strenge regels mogen hanteren. Maar de rechter oordeelde anders: het verstrekte krediet was, volgens hem, niet anders dan een krediet dat door een reguliere bank wordt verstrekt.
Als iemand bij verschillende partijen schulden heeft die niet meer te overzien of af te lossen zijn, kan hij of zij een saneringskrediet aanvragen bij een gemeentelijke kredietbank, zoals Stadsbank Oost-Nederland. Met zo’n krediet worden de schulden bij al die verschillende partijen in een keer afgelost, waarna er nog meer een schuld overblijft: bij de gemeente (via die Stadsbank).
De schuld bij de gemeente wordt dan in termijnen afgelost. Over het geleende en uitstaande bedrag wordt rente gerekend. Anders dan bij een ‘gewone’ bank, is die rente niet bedoeld om winst te maken maar om de kosten te dekken - kredietbanken als Stadsbank Oost Nederland zijn gemeentelijke voorzieningen om mensen met schulden te helpen.
De hoogte van de in rekening gebrachte rente hangt af van gemeentelijke politieke keuzen. De Stadsbank hanteert een uniforme (hoge) rente. Gemeenten kunnen aangeven dat zij een lagere rente willen; het verschil tussen de rente die de Stadsbank normaliter zou vragen en de lagere rente voor inwoners van gemeenten die dat willen, wordt bij die gemeenten in rekening gebracht, zo laat de Stadsbank weten in antwoord op vragen daarover.
Dat zat ‘m onder meer in de gerekende rente in die zaak; die bedroeg 9,6 procent. Dat is marktconform, vond de rechter. Daarnaast had de kredietbank niets aanvullends geregeld om de risico’s voor de inwoner met schulden te beperken. Anders gezegd: de rente was onevenredig hoog voor een dergelijk gemeentelijk krediet en de inwoner met schulden kwam opnieuw in problemen toen hij toch niet tijdig kon aflossen.
De rechter vernietigde de kredietovereenkomst. De inwoner met schulden moest wel het bedrag dat de Gemeentelijke Kredietbank hem had verstrekt terugbetalen. De rente die tot dat moment was gerekend, werd daarop in mindering gebracht.
Stadsbank Oost Nederland werkt nauw samen met die Gemeentelijke Krediet Bank in Assen en verstrekt vergelijkbare saneringskredieten. Vraag is of de overeenkomsten die de Stadsbank verstrekt de juridische toets kunnen doorstaan: zijn dat reguliere kredietovereenkomsten of niet.
In het eerste geval moet de bescherming van de consument op orde zijn; dat gaat dan over de vraag of die zal kunnen aflossen, over de afspraken die daarover zijn vastgelegd en de informatie die voorafgaand aan het krediet is verstrekt.
In het tweede geval gaat het om de vraag of de rente die wordt gerekend in de pas loopt met het doel van het krediet - schulden aflossen - en of er aanvullende afspraken zijn gemaakt om nieuwe financiële problemen te voorkomen.
Stadsbank Oost Nederland hanteert rentepercentages die fors uiteenlopen. Inwoners uit Haaksbergen en Tubbergen die bij de gemeentelijke kredietverstrekker aankloppen betalen respectievelijk 2,3 en 2,7 procent rente. Enschedeërs tussen de 7,1 en 11,7 procent, afhankelijk van de hoogte van het geleende bedrag. Aan die verschillen ligt een politieke keuze ten grondslag: gemeenten kunnen een lagere rente bedingen, de Stadsbank brengt het verschil dan in rekening bij de gemeente.
Volgens de beide gemeentelijke kredietbanken zijn saneringskredieten een succes. Inwoners met schulden die een dergelijk krediet aangaan, zijn in een klap van een hoop verschillende schuldeisers af. Er is er nog maar één over, en daarmee zijn de lijntjes kort en is het goed afspraken maken. Dat geeft een hoop rust.
Ook de Stadsbank heeft veel minder werk dan wanneer er afspraken moeten worden gemaakt met allerlei verschillende schuldeisers: overheidsinstellingen, verzekeraars, woningcorporaties en marktpartijen als energieleveranciers en postorderbedrijven. Geen wonder dat gemeentelijke kredietbanken graag zo’n saneringskrediet inzetten om mensen door problematische schulden heen te helpen.
Ruim negentig procent van de inwoners die zo’n krediet krijgen is na afloop schuldenvrij.
De Gemeentelijke Kredietbank in Assen heeft hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechter in Lelystad. Stadsbank Oost-Nederland laat in een reactie weten dat hoger beroep af te wachten en pas daarna te bezien of er aanpassingen nodig zijn in de manier waarop in Twente (en omstreken) saneringskredieten worden verstrekt.