In opdracht van de Tweede Kamer deed René Torenvlied, professor bestuurskunde aan de Universiteit Twente, opnieuw onderzoek naar de vuurwerkrampen in Enschede en Culemborg. Vrijdag verscheen het onderzoeksrapport ‘Leren van twee vuurwerkrampen’, waarin harde conclusies worden getrokken.
Vlak voor de zomer van 2021 nam de Tweede Kamer unaniem een motie aan om opnieuw onderzoek te doen naar de Enschedese vuurwerkramp, die op dat moment ruim 21 jaar geleden het leven kostte van 23 inwoners en een woonwijk van de kaart veegde. Het heeft lang geduurd voordat er een partij werd gevonden die dat onderzoek ook wilde doen. Een verhaal op zich.
Belangrijke aanleiding voor die motie was een review van klokkenluider Paul van Buitenen, die in mei 2000 uitkwam. In die review werden veel van de tot dan toe heersende beelden over de aanleidingen en de nasleep van de ramp ontkracht of in een ander licht geplaatst. Belangrijkste vraag van de Tweede Kamer was wat daarin nou precies de rol van ministers, ministeries en rijksinspecties is geweest.
De onderzoeksgroep van Torenvlied spitte 250.000 documenten door, aangeleverd door ministeries en gemeente, en concludeert dat die rol - in negatieve zin - veel groter was dan altijd is voorgesteld. Er was veel mis, waardoor er op tientallen plekken in Nederland kruitvaten konden ontstaan. In Enschede leidde dat tot een ramp, maar dat had op veel meer plekken kunnen gebeuren.
Dat het mis zat, is verdoezeld, verzacht en toegedekt. Struisvogelpolitiek waardoor belangrijke lessen uit de vuurwerkramp in Culemborg (februari 1991) niet zijn geleerd. Lessen die Enschede hadden voorkomen. Maar ook uit de Enschedese ramp is om diezelfde reden onvoldoende geleerd: vuurwerkopslag is nog altijd niet veilig.
Die kruitvaten zijn weliswaar een stuk kleiner geworden, maar nog altijd groot genoeg om een huis of wat van de aardbodem weg te vagen.
Meer lezen over de Enschedese vuurwerkramp? Kijk in het online-dossier en hou de website van 1Twente in de gaten voor nieuwe publicaties.