Lviv is de meest westelijk gelegen stad van Oekraïne. Verder van het front kun je bijna niet zitten. Toch werd de stad herhaaldelijk door raketten getroffen. Nog steeds, trouwens. We filmen in een van de buitenwijken, bij een kapotgeschoten fabriek waar ‘onderdelen voor defensie’ werden gemaakt. Een oudere, statige dame komt op ons af. Keurig gekleed, decent gelippenstift. Ze is woedend.
Internationale media melden de aanval op de fabriek op 18 maart vorig jaar. Vier X 555-kruisraketten. Volgens het Oekraïense leger werden er zes gelanceerd, ergens boven de Zwarte Zee, waarvan er twee zijn neergehaald. De fabriek, waar vliegtuigen werden gerepareerd, was op het moment van de aanval niet in bedrijf en er zijn geen slachtoffers, zegt de burgemeester.
De fabriekshallen zijn goeddeels weggeslagen. De entree, met wat aanpalende kantoortjes aan de straatzijde, staat nog wel overeind. Eén ervan lijkt bewoond; provisorisch opgehangen gordijnen, in de vensterbank een paar levende planten. De betaalautomaat in de gehavende gevel lijkt nog wel te werken, al lijkt het me sterk dat er nog geld in zit. In de hoogbouw ernaast is geen ruit meer heel. Vitrage wappert door kapotte vensters, hier en daar staat nog een verlaten computer.
De ingang van het complex, inclusief betaalautomaat, is afgezet met een lullig rood-wit, plastic afzetlint. Tekstbordjes geven aan dat het niet de bedoeling is de bouwval te betreden.
Andriy en Pavlo, onze gidsen, weten niet waar het complex precies voor diende. Iets met het vliegveld vermoeden ze, dat net als de fabriek is aangelegd door de Sovjets. Ivanna weet het wel, blijkt later, maar wil het niet vertellen. Maar eerst beent ze op ons af. In een rechte lijn, onder het afzetlint door. Zij wel. Ze hoort hier. Wij niet.
Lees verder onder de afbeelding.
“Wat moeten jullie hier?” Of: “Wegwezen, jullie!” Zoiets moet het zijn, afgaand op de uitdrukking op haar gezicht en de toon waarop zij het zegt. Schreeuwen is het niet, dat had ook afbreuk gedaan aan haar verzorgde verschijning, maar dwingend is het wel. Dit is een dame die gewend is dat er naar haar wordt geluisterd. Zonder tegenspraak.
Andriy en Pavlo leggen uit wie wij zijn: journalisten uit Nederland. Maar dit is geen mevrouw die ook maar iets voor zoete koek slikt. Of wij perskaarten bij ons hebben. Jessy legt haar camera even neer en vist de hare tevoorschijn. Die wordt grondig bestudeerd; de frons op haar voorhoofd lijkt het gevolg te zijn van een verwoede poging om het ding te ontcijferen.
Dan knikt ze, geeft de kaart terug en slaat als een blad aan de boom om. Met een hand op de borst begint ze zich uit te putten in wat wij denken dat verontschuldigingen zijn. Er duikt iets semi-militairs op uit de fabrieksruïne. Een schuin over de schouder gehangen AK47, maar een pet in plaats van een helm en een walkie-talkie achter de band van een burgerbroek.
Lees verder onder de afbeelding.
Ivanna wisselt een paar woorden met hem, waarna hij zich met een knikje omdraait en weer verdwijnt. Ik vermoed dat die planten in de vensterbank van hem zijn. Waarom deze ruïne bewaking behoeft, permanent nog wel, is me een raadsel.
We wenken Ivanna naar de stoep, aan de overkant van de straat. Daar valt ze op haar knieën en herhaalt een paar keer een van de weinig woorden die wij inmiddels kennen: “Dyakuyu, dyakuyu!” Dankjewel, dankjewel. Pavlo, die uitstekend Engels spreekt, vertaalt de rest. “Dank voor jullie komst. Ons verhaal moet verteld worden.”
Ivanna staat inmiddels weer. Gelukkig. Ze wijst naar de vernielde fabriek. Daar heeft ze zestig jaar gewerkt, inderdaad lang onder de Sovjets. Iets met rekrutering en personeelszaken. Een hoge functie, in elk geval.
Als we haar vragen of zij ons kan vertellen waar de fabriek voor diende, schudt ze het hoofd. “Toen ik in dienst kwam, heb ik een geheimhoudingsverklaring getekend.” Die blijkt levenslang te zijn. “En daar houd ik me aan.” Dat de Sovjets aan wie zij de belofte deed hier al drie decennia niets te vertellen hebben, doet daar niets aan af. Dat hun rechtsopvolgers ‘haar’ fabriek aan barrels schoten evenmin.
Dan wijst ze naar de wijk tegenover de fabriek, waar zij al heel lang woont. “Daar zijn brokstukken neergekomen, daar is brand ontstaan. Hierachter viel een raket op de speelplaats van een kleuterschool. De krater zit er nog.” Ivanna blijkt een spraakwaterval. Ze wil ‘ons verhaal’ vertellen, dat van haar en van haar buurtgenoten. Het gaat sneller dan Pavlo vertalen kan en we krijgen fragmenten mee.
Er is veel vernield, herstelwerkzaamheden worden mondjesmaat uitgevoerd. De overheid heeft weliswaar fondsen toegezegd, maar vooralsnog is daar weinig van te merken. Ivanna lijkt zich in de steek gelaten te voelen. Of ze verwoordt het gevoel van mensen in haar wijk. Andriy knikt.
Hij legt uit. “Mijn huis is getroffen toen de Russen binnenvielen.” Niet heel zwaar; er raakte een muur ontwricht, een venster was kapot. Vorige maand kreeg hij inspecteurs over de vloer om de schade op te nemen. Dat is anderhalf jaar later. “Ik heb dat allang gerepareerd. Het was winter. Dan ga je niet wachten.” Andriy had daar de centen voor. Dat geldt lang niet voor iedereen.
Volgens Data Friendly Space zijn sinds het begin van de Russische invasie 1,2 miljoen huizen en appartementen zodanig beschadigd dat er niet meer in te wonen valt. Dat cijfer dateert van januari 2023. Herstelcompensatie komt wel, maar het duurt lang.
Andriy haalt zijn schouders op. “De schade is enorm. De prioriteit ligt bij de oorlog, herstel van publieke infrastructuur, de plekken waar de nood het hoogst is.” De rest komt later.
Dit artikel maakt deel uit van een serie portretten van Oekraïners, in aanloop naar een vierdelig reisverslag waarvan het eerste verschijnt op 24 februari 2024. Alle publicaties over Oekraïne vind je in het dossier ‘Van Twente tot Oekraïne’ op de website van 1Twente.
Aflevering 1: Transport uit Twente
24 februari 2024
Aflevering 2: Mijnenles op de middelbare
2 maart 2024
Aflevering 3: Het offer
9 maart 2024
Aflevering 4: Verlies en veerkracht
16 maart 2024
Deze productie kwam mede tot stand met een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Producties.