Verkeer
Stuur appje
Zoek
Voorplat review Van Buitenen

Blusinstructies vuurwerk eindelijk aangepast en hoe Johan Remkes brandweer, burgers en Enschede het bos instuurde

Voorplat review Van Buitenen
De rookpluim die opstijgt nadat op 13 mei 2000 in Enschede een vuurwerkbedrijf explodeert (afbeelding afkomstig van het voorplat van Review strafvervolging Vuurwerkramp Enschede - Paul van Buitenen, 13 mei 2020)
Beeld: onbekend

Bijna een kwart eeuw na de ramp in Enschedese past de brandweer blusinstructies voor vuurwerkbranden aan. Deze week werd bekend dat er voortaan wordt ontruimd in een straal van 400 meter tot een kilometer. Ook de brandweer blijft op grote afstand. De aanpassing leidde tot opluchting bij de Vakvereniging Brandweervrijwilligers, die jaren geleden al aan de bel trok maar door ‘brandjesblusser’ Johan Remkes het bos in werd gestuurd.

De gewijzigde blusinstructie is een gevolg van het rapport dat professor René Torenvlied opstelde na onderzoek naar de Enschedese en Culemborgse vuurwerkrampen, in opdracht van de Tweede Kamer. Torenvlied concludeerde in ‘Lessen van twee vuurwerkrampen’ dat ook licht vuurwerk in opslag massa-explosief kan reageren en dat de huidige opslag van vuurwerk in Nederland nog steeds heel risicovol is.

Massa-explosie in Polen

Die conclusie van Torenvlied werd al veel eerder getrokken, na de vuurwerkramp in Culemborg in februari 1991. Onder andere grootschalige proeven in Polen en een ramp met een vuurwerkexplosie in Denemarken in de jaren 2004 en 2005 bevestigden dat. In Polen explodeerde twee containers met vuurpijltjes en watervallen van de lichtste categorie, tot verbijstering van de TNO-medewerkers die de proeven begeleidden. In Kolding, Denemarken, gebeurde hetzelfde bij een vuurwerkbedrijf; een brandweerman kwam om het leven, de schade in de omgeving was enorm.

Het leidde tot grote onrust in brandweer-Nederland, met name onder het grote echelon vrijwillige brandweerlieden - zo’n tachtig procent van alle brandweerlieden is vrijwilliger. Vuurwerk van de lichtere klassen 1.3 en 1.4 werd als niet-massaexplosief beschouwd, maar het was de vraag of die aanname klopte. Daarmee was de veiligheid van brandweerlieden bij een vuurwerkbrand in het geding.

Lees verder onder de afbeelding.


CHAF ontploffing
In Polen detoneert een container licht vuurwerk, veel heftiger dan iemand voor mogelijk hield (uit Review strafvervolging Vuurwerkramp Enschede, Paul van Buitenen, mei 2020)
Beeld: Uit: Review strafvervolging Vuurwerkramp Enschede, Paul van Buitenen

Brandweerlieden die in Polen aanwezig waren, meldden wat zij daar hadden gezien. Ook licht vuurwerk bleek veel gevaarlijker dan gedacht. Dat betekende dat de blusinstructies voor brandend vuurwerk niet deugden; licht vuurwerk mocht bij brand worden bestreden alsof het een normale brand was. Dat leek een slecht idee, gelet op wat er in onder meer Polen en Denemarken gebeurd was.

Beleidscrisis in de dop

Er dreigde een beleidscrisis, zeker toen de pers eind 2005 lucht kreeg van de onverwachte explosies in Polen en de onrust bij de brandweer daarover. Maar de verwachte beleidscrisis bleef uit. En de vigerende blusinstructie voor vuurwerkbranden bleef ongewijzigd. Het brandje in brandweerland werd geblust. Een dreigende overslaande brand naar bestuursland (en de samenleving) werd afgewend.

De hoofdrol voor het bezweren van die crisis was voor Johan Remkes, destijds Minister van Binnenlandse Zaken, waaronder de brandweer viel.

Crisismanagement

Brandweerman en destijds student van de leergang Master of Crisis and Disaster Management Rein Hulst schreef in 2009 een scriptie met een analyse van de manier waarop de dreigende crisis in brandweerland werd gesust. In Een andere kijk op vuurwerk, een crisis in de dop? is het optreden van Remkes, met in diens kielzog de top van brandweer en ministerie en TNO, nauwgezet onderzocht en opgetekend.

‘Licht’ vuurwerk?

Na vuurwerkrampen in Culemborg, Enschede, Engeland en Denemarken, maar ook recente proeven in Polen (oktober), is in 2005 klip en klaar dat vuurwerk bij brand onvoorspelbaar reageert. Dat betekent dat de regels voor opslag (en die opslagen zelf) niet deugen. Daar komt bij dat geïmporteerd vuurwerk niet altijd goed is geclassificeerd; het is regelmatig zwaarder dan op de verpakking staat. Met alle risico's van dien.

In november lekt dat uit naar de pers. Die kent niet alle details, maar dat is een kwestie van tijd. Brandweertop, ministerie en veiligheidsregio’s steken de hoofden bijeen en sluiten de rijen. De risico’s van een rel zijn groot. Los van de onrust onder de bevolking en brandweerlieden, staat ook het vertrouwen in de overheid en de regels op het spel.

“Dat het proces met een sisser is gedempt is te wijten of te danken aan succesvol crisismanagement en het ontbreken van de behoefte aan een daadwerkelijke crisis bij de betrokken partijen”

Daar komt bij dat deze kennis weleens een heel ander licht zou kunnen schijnen op het ontstaan van de Enschedese vuurwerkramp. Lees: een ander licht op de rol en verantwoordelijkheid van de overheid daarbij. De minister van Binnenlandse Zaken, Remkes, is inmiddels op de hoogte van de dreigende rel.

Niet onbelangrijk: de jaarwisseling nadert en de Nederlandse opslagplaatsen voor vuurwerk liggen vol.

Crisis, what crisis?

Hulst hanteert een even gelaagd als logisch model om de risico’s op gedoe rond vuurwerk en vuurwerkopslag in kaart te brengen. Het komt neer op een analyse van de reactie van alle partijen de kans dat ook licht vuurwerk zich inderdaad massa-explosief kan gedragen: burgers, de politiek, rechters, de brandweer (en andere overheidsdiensten) en vuurwerkhandelaren.

“Daarnaast is het zeer opmerkelijk dat … opmerkingen over het risico dat [licht] vuurwerk … massa-explosief kan reageren, in ons land niet hebben geleid tot een … kritische beschouwing van de gedateerde blusinstructie”

Burgers die graag afsteken of juist de pest aan vuurwerk hebben. De politiek, die het bewindslieden lastig kan maken. Rechters die claims moeten beoordelen of zelfs strafrechtelijk kunnen optreden, als de geldende regelgeving onvoldoende zou blijken. De brandweer, die beducht is voor de veiligheid van personeel. Verschillende overheidsdiensten en overheidslagen die met beschuldigende vingers naar elkaar kunnen gaan wijzen. En vuurwerkhandelaren die na Enschede grote investeringen hebben moeten doen en voor wie nieuwe aanscherping of zelfs omzetderving dreigt, als de huidige regels toch niet deugen.

De media spelen daarbij een grote rol.

De seinen op rood

Conclusie van die analyse van Hulst is dat de proeven in Polen en de onrust die daarover binnen de brandweer ontstond de seinen op rood zette: er lag een bestuurscrisis op de loer. Dat werd, zo concludeert Hulst, effectief ‘gemanaged’. Escalatie van de dreigende crisis werd voorkomen.

Het ‘incident’ (met name die proeven in Polen) is klein gehouden. De media is op een afstand gehouden doordat alle verantwoordelijke partijen naar één woordvoerder verwezen, die vragen consequent pareerde met het nog op te leveren rapport over de proeven in Polen. Met dat laatste is het proces dat tot een crisis had kunnen leiden vertraagd, waarmee de aandacht verslapte.

icon_main_info_white_glyph

Verklaringen voor de heftige explosies in Polen

TNO komt met een halve verklaring voor die onverwacht heftige explosies, in die zin dat in één container toch zwaarder vuurwerk zou hebben gezeten dan de stickers op de dozen aangaven. Die zouden bij de testen niet zijn vervangen. Waarom aanwezige TNO-onderzoekers zich dan toch een hoedje schrokken van de klap, wordt niet duidelijk. Het geweld waarmee het vuurwerk in de andere container ontplofte was ook voor TNO ‘onverwacht’ en ‘nog onverklaard’.


Desondanks: andere proeven, op de Rotterdamse Maasvlakte, hebben uitgewezen dat licht vuurwerk bij brand niet massa-explosief reageert en ‘normaal’ geblust kan worden. Dat die proeven niet in gesloten maar open containers plaatsvonden, anders dan in Polen, wordt er niet bij gezegd.


Begin 2006 sust Remkes de zaak. Er is geen reden voor onrust: bij de proeven in Polen is professioneel vuurwerk gebruikt, dat ligt niet in Nederlandse opslagplaatsen. De risico’s van licht consumentenvuurwerk in opslag blijft onderbelicht. Dat geldt ook voor de problemen met classificaties - je weet nooit zeker of het vuurwerk in werkelijkheid niet zwaarder is dan vermeld.

Daarbij zat geen van de betrokken verantwoordelijke partijen op een echte crisis te wachten, stelt Hulst. Het was niet zo moeilijk om ze op één lijn te krijgen. De gekozen aanpak werkte en niemand - ministerie noch brandweer - leed gezichtsverlies. Iedereen was tevreden.

Die tevredenheid had twee redenen: de protocollen voor de bestrijding van een vuurwerkbrand werden wat scherper geformuleerd (zij het niet wezenlijk veranderd) en de hevige explosies werden als uitzonderlijk voorgesteld. En niet van toepassing op de situatie in Nederland. Het was Remkes die dat verwoordde in een brief aan de Enschedese gemeenteraad en een circulaire aan alle gemeenten en de regionale brandweren.

Begin januari 2006 werd de zaak daarmee gesust.

Een crisis afgewend, de onrust blijft

Een dreigende beleidscrisis was vakkundig afgewend en de blusinstructie bleef ongewijzigd. Maar de onrust onder (vrijwillige) brandweerlieden bleef sluimeren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een artikel op de site van de Vakvereniging Brandweervrijwilligers (VBV) uit 2019. Dat is vrij recent, maar in het artikel wordt beschreven dat er al decennia gesproken wordt over de risico’s van een massa-explosie bij brandend licht vuurwerk. Met verwijzingen naar onder meer inspectierapporten van de ramp in Culemborg en die testen in Polen.

“Minister Remkes schrijft aan de brandweerkorpsen dat de inzetprocedure van de brandweer ongewijzigd blijft”

Die VBV heeft het al die tijd aanleiding gevonden voor ‘een nadere, kritische beschouwing van de gedateerde blusinstructie’, en noemt het ‘zeer opmerkelijk’ dat dat niet is gebeurd. De blusinstructies voor vuurwerkbranden dateren uit 1985. En, in een recent artikel op de site van de vereniging, ‘er is nog steeds onvoldoende aandacht voor de veiligheid van brandweermensen’. Maar als de veiligheid van brandweer mensen in het geding is omdat blusinstructies niet deugen, mag je ook vraagtekens zetten bij die van burgers.

De draai in 2024

De conclusie van Torenvlied & Co over de grote risico’s van de huidige opslag van vuurwerk in Nederland zijn dan ook allesbehalve nieuw. De onderzoeksgroep van Universiteit Twente baseerde zich - net als de VBV - op een heel stapeltje rapporten, waarvan de eerste al dateren van 1991, kort na de ramp in Culemborg.

René Torenvlied
Lees ook
UT-prof René Torenvlied onderzocht Vuurwerkramp: ‘De rol van de overheid was veel groter dan altijd gezegd’

Bijna 24 jaar na Enschede en ruim drie decennia na Culemborg maken brandweertop en ministerie dan toch een draai. Brandend vuurwerk - ook dat van de lichtste categorie - gedraagt zich onvoorspelbaar en daar past maar één aanvalsplan bij: tot in een wijde straal ontruimen en afstand houden.

Heb je een nieuwstip of nieuwe informatie?
Tip onze redactie via mail of telefoon. Deze vind je op onze contactpagina.