Voor Sari Pagrach was het woensdag 20 maart een bijzondere dag. Samen met haar man Arik Windholz reisde ze vanuit Israël om in Rijssen deze woensdag Stolpersteine te leggen voor het pand waar haar vader, samen met zijn ouders en twee broers, woonde. Van het gezin overleefde alleen haar vader Mauritz de oorlog.
“Je loopt het centrum van Rijssen uit, naar de plek waar in het verleden een Joods gezin woonde van vijf mensen, waarvan vier gezinsleden de oorlog niet hebben overleefd. Het bijzondere was dat in dit geval de dochter van de man die het overleefd had, Sari Pagrach, aanwezig was en de stenen legde bij het huis waar haar vader gewoond had. Dat komt wel binnen”, vertelt Erik Wessels, wethouder van de gemeente Rijssen-Holten, in het radioprogramma Twente wordt Wakker.
“Het leggen van Stolpersteine gaat verder dan het plaatsen van stenen in het trottoir. Het is een daad van herdenken, van eren en van reflectie”, benadrukte burgemeester Jurgen van Houdt, voorafgaande aan het leggen van Stolpersteine voor de families Pagrach en Van Bingen.
Bij het voormalige pand aan de Haarstraat 115 vormden belangstellenden een kring rond de plek waar de stenen gelegd zouden worden. Sari sprak over haar grootouders en ooms, die ze niet gekend heeft. En over haar vader, die in Twente ondergedoken zat. “Tijdens zijn onderduik, en ondanks het grote risico, koos mijn vader ervoor om andere gezinnen te helpen die een schuilplaats voor zichzelf nodig hadden en werkte hij samen met de plaatselijke ondergrondse. Na de oorlog schreef de heer Thomasson van Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten Hengelo hem een aanbevelingsbrief, waarin hij de voortdurende hulp van mijn vader vermeldde.”
Mauritz meldde zich na de oorlog als vrijwilliger bij het Nederlands leger en vertrok naar Indië. Na die jaren vestigde hij zich in Israël. In Israël ontmoette hij zijn vrouw Martha-Tamar De Haas, oorspronkelijk afkomstig uit Ommen. Ze kregen twee dochters, waar Sari de jongste van is. Mauritz kreeg zes kleinkinderen, drie meiden en drie jongens, die hij ‘zijn overwinning op de Nazi’s en hun handlangers’ noemde.
Leerlingen van groep 7 van de Brekeldschool gaven vervolgens de stenen aan. Sari, vernoemd naar haar oma, legde Stolpersteine voor Abraham Pagrach, vermoord op 7 februari 1945 in Gross Rosen (56 jaar), Saartje Pagrach-Spanjar, vermoord op 19 oktober 1942 in Auschwitz (51 jaar), Andries Pagrach, vermoord op 31 december 1943 in Bobrek (23 jaar) en Israël Pagrach, vermoord op 2 februari 1945 in Gross Rosen (20 jaar). Daarna werd het Kaddish gezegd. Leerlingen lazen een gedicht, legden rozen en speelden op dwarsfluit en keyboard het Hatikwa, het lied van de hoop, dat in 1948 het volkslied van Israël werd.
Na deze plechtigheid werden aan het begin van de Haarstraat vijf stenen gelegd voor de familie Van Bingen. Voor Bernard van Bingen, overleden op 5 juni 1940 in Anna Paulowna (36 jaar), Berta van Bingen-Opperheimer, vermoord op 11 juni 1943 in Sobibor (39 jaar), hun kinderen Isabella Trude, vermoord op 11 juni 1943 in Sobibor (12 jaar) en Bernard Walter van Bingen, vermoord op 11 juni 1943 in Sobibor (10 jaar) en oma Julia van Bingen-Meijerhof, vermoord op 14 mei 1943 in Sobibor (67 jaar). Ook hier verzorgden leerlingen van de Brekeldschool het aanreiken van de stenen, lazen een gedicht en legden rozen.