De Firma Holst. Decennialang een begrip in Enschede. Verf, glas, pilletjes en poedertjes of medicijnen op recept, je kwam al gauw bij Holst terecht. Het familie-imperiumpje hield twee generaties stand en is inmiddels niet meer. Maar het verhaal is bewaard gebleven.
Een deel van de inventaris van de apotheek-tak van de Firma Holst ligt in het depot van de Enschedese MuseumFabriek. Dat is - natuurlijk - niet zonder reden. Het verhaal begon ermee en kreeg in de ‘roaring twenties’ een opmerkelijk vervolg: dochterlief trok de witte jas aan.
Het begint bij Gerhardus Bernardus Holst (1862) ‘uut Losser’. Telg uit een geslacht van landarbeiders. Maar Bernard kan goed leren en ziet een ander pad voor zich. Tandarts misschien, maar de opleiding daar voor loopt toch teveel in de papieren. Kwekeling op de Losserse dorpsschool dan, onder de vleugels van de hoofdonderwijzer. Geen succes; Bernard is geen onderwijsman.
Als 20-jarige komt hij in de leer bij een Enschedese apotheker. Tien jaar later opent hij een winkel in drogisterijen, verfstoffen en kruidenierswaren aan de Oldenzaalsestraat. Uitbreiding volgt: een verf- en glashandel, een glasverzekeringsbedrijf en een eigen apotheek. Bernard is daarmee toegetreden tot de kring der notabelen in een van de rijkste steden van het land: apothekers staan op gelijke voet met artsen.
Lees verder onder de afbeelding.
Bernard wordt dan ook onder meer voorzitter van het rooms-katholieke ziekenhuis en lid van de gedeputeerde staten van Overijssel. En er is een familiebedrijf gesticht, dat zich almaar uitbreidt bovendien.
Na het overlijden van Bernard nemen zijn zoons de verschillende bedrijfstakken over, behalve de apotheek. Die wordt bestiert door dochter Bets, een vrouw in een witte jas. Dat zag je niet veel in die tijd; Charlotte Jacobs (zus van Aletta) werd in 1881 de eerste vrouwelijke apotheker van het land, maar bar veel vertrouwen in een vrouw als medicijnman was er niet.
Dit was het zuinige hoofdredactionele commentaar uit het tijdschrift voor apothekers op Jacobs’ bul: ‘De tijd zal moeten leeren, of de plaats eener vrouw aan het hoofd eener voor het groote publiek geopende apotheek is, hetgeen nog iets anders beteekent dan in een kring, dien men beperken kan, als arts op te treden. De zaak is te nieuw, om daarop te kunnen vooruit loopen.’
Evengoed meldden in die eerste decennia van de vorige eeuw druppelsgewijs meer vrouwen aan voor een volwaardige apothekersopleiding. Rond 1900 waren dat er zo’n zes per jaar, tien jaar later tien. Opvallend, volgens de geleerden die er onderzoek naar deden, is dat relatief veel van hen na de opleiding een eigen apotheek startten.
De MuseumFabriek beheert onder meer een deel van het studiemateriaal van Bets Holst. Boeken, uiteraard, en een paar lades met monsters. Reageerbuisjes en glazen doosjes vol natuurlijke materialen die grondstof zijn voor medicijnen. Bets hield zich bezig met pharmacognosie, dat is de studie naar het effect van dat soort stoffen op het menselijk lichaam. Dat hoorde ook bij het vak: je moest zelf medicijnen kunnen maken.
Een van de glazen buisjes uit Bets’ verzameling bevat ingedroogde Spaanse vliegen (dat is eigenlijk een kever), die lustopwekkend zouden zijn. Een soort Viagra avant-la-lettre. Maar geen middel uit oma’s geheime kast, zo blijkt; online en in smartshops kun je nog altijd Spaanse-vlieg-extracten of -poeders kopen. Om dezelfde aloude redenen.
Werkelijk lustopwekkend schijnen de kevers overigens niet te zijn, ze scheiden een gif af dat urinewegen irriteert. Dat stimuleert de bloedstroom in de onderste regionen, hetgeen bevorderend is voor het krijgen en behouden van een erectie. Kan ook te ver gaan, blijkt uit internetverhalen: een erectie die uitzonderlijk lang aanhoudt en ernstige schade aan de penis veroorzaakt.
Of Bets dat geweten heeft - en of ze de kevers ooit heeft voorgeschreven, vermoedelijk gemalen in dat geval - weten we niet. We weten wel dat haar apotheek, na haar pensioen, werd overgenomen en nu voortbestaat als Centrum Apotheek aan de Beltweg. Er was geen opvolging.
Datzelfde gold voor haar broers. De glastak werd overgenomen door het Duitse Flachglas, later Pilkington. De naam Holst verdween uit het Enschedese straatbeeld.
Elke week lichten collectiebeheerder Edwin Plokker en 1Twente-verslaggever Ernst Bergboer een object uit het depot van de Enschedese MuseumFabriek. Dat depot is een verhalen-kabinet: al die objecten vertellen stukjes Twentse geschiedenis - oeroud èn kakelvers. Meer zien en lezen? In het dossier op de website van 1Twente vindt je alle afleveringen.