Het gaat goed met de oehoe in Nederland. Dat is mede te danken aan het paar dat al dertien jaar broedt in een open nestkast in een eik op het terrein van Twence. Maandagavond werden de vier kuikens, die begin april uit het ei kropen, geringd door Gejo Wassink van de Oehoewerkgroep Nederland. Hij volgt de oehoe al in Nederland vanaf begin deze eeuw, toen ze voorzichtig de grens met Duitsland overstaken.
Precies 42 uilskuikens voorzag Wassink de afgelopen dertien jaar al van een ring op de grens van Hengelo en Enschede. Hij legt uit waarom hij dat doet: "Om diersoorten zoals de oehoe te kunnen beschermen, heb je informatie nodig. We willen alles van de uilen weten: waar vestigen uitgevlogen jongen zich, hoe oud worden ze, waar gaan ze aan dood? Dat laatste is heel belangrijk, want als je kunt voorkomen dat ze vroegtijdig sterven, help je de soort overleven."
In heel Nederland ringde hij al honderden oehoes. Vroeger in z'n eentje, tegenwoordig doet hij het met andere leden van de Oehoewerkgroep Nederland; het zijn er eenvoudigweg te veel geworden. Wassink: "Na een succesvolle herintroductie in Duitsland rond de jaarwisseling heeft Europa's grootste uilensoort zijn leefgebied fors uitgebreid. Ik heb in de beginjaren van het onderzoek wel eens gezegd dat er 'misschien wel 25 broedparen in Nederland komen', nou, inmiddels tellen we er negentig en mogelijk zijn het er wel over de honderd."
Een oehoe heeft een jachtgebied van 25 tot 30 vierkante kilometer. Elders in Twente nestelen ze ook, bijvoorbeeld op de Lonnekerberg bij Enschede. Vorig jaar zaten er ook paartjes bij Denekamp en Geesteren. Wassink: "Of daar nu ook iets zit, is mij nog niet bekend. Maar we zitten nog middenin het seizoen, er kan nog wat gemeld gaan worden." Vlak over de grens in Duitsland zitten ook verschillende nesten.
Bij Twence voelen ze zich in elk geval prima thuis, ondanks de talloze voorbijrijdende vrachtwagens en werknemers op een steenworp afstand van het nest: "Dat ze elk jaar terugkomen zegt genoeg. En dat elk nest steevast 3 of 4 jongen telt ook. Een voordeel is dat hier voldoende te eten is. Ratten, duiven en kraaien, maar vooral heel veel ratten."
Terreinbeheerder Niek Nieuwenhuis van Twence daarover: "We hebben inderdaad meer dan genoeg ratten hier rondlopen. De oehoes verrichten een goede taak door die zoveel mogelijk weg te vangen. Daarnaast is het ook het geaccidenteerde terrein dat de uilen bevalt." Wassink daarover: "Oehoes zul je zelden aantreffen in de polder, ook al is het voedselaanbod daar misschien prima. Het liefst nestelen ze in bosrijk gebied met de nodige hoogteverschillen."
Bij Twence zijn ze trots dat de oehoes zich op hun terrein thuisvoelen. Dit jaar krijgt de afvalverwerker nog meer aandacht dan andere jaren, omdat de oehoes dit voorjaar zijn te volgen via de webcams van Beleef de Lente, een initiatief van de Vogelbescherming. Dagelijks kijken duizenden mensen naar de belevenissen van de uilskuikens en hun ouders.
De oehoe is de grootste uilensoort van Europa. Een volwassen vogel kan 70 centimeter hoog worden en een spanwijdte tot wel 180 centimeter krijgen. Het vrouwtje wordt het grootst en kan prooien tot een kilo of drie meezeulen. De lammetjes die momenteel op de zonnevelden rond Twence huppelen, hoeven in principe niet te vrezen voor hun leven. "Tenzij ze aan de kleine kant zijn", lacht Gejo Wassink.
Wat er na het ringen met de oehoes gebeurt, is lang niet altijd duidelijk. Over het algemeen wordt een ring pas teruggevonden als de oehoe - vaak door een verkeersongeval - is overleden of als-ie bij het jagen verstrikt is geraakt in prikkeldraad. In dat laatste geval kan hij het 'navertellen' en komen Gejo en z'n collega's weer iets meer te weten van de in Nederland levende dieren: "Jonge oehoes verlaten hun territorium in september en kunnen dan letterlijk alle kanten op. Ze leggen daarbij maximaal 150 kilometer af. Dat weten we dankzij ons onderzoek."