De stad zweefde op het hoogtepunt van haar invloed en economische macht. Daar hoorde een stadhuis bij dat ‘kracht een waardigheid’ uitstraalde, zoals de beschrijving luidde bij de prijsvraag voor een ontwerp. Dat hoogtepunt hield een paar decennia stand, het winnende ontwerp staat er nog altijd. Een symbool van een vervlogen glorie, net als het schaalmodel van suikergoed.
Dat Enschede een mondaine stad was, blijkt namelijk ook uit het grote aantal banketbakkers dat de stad in de eerste helft van de vorige eeuw telde. Wie verfijnd en luxe suikergoed zocht, moest in Enschede zijn. Datzelfde geldt overigens ook voor kleding naar de laatste mode (of welk ander luxe-artikel dan ook).
De stad was vanaf het begin tot halverwege de vorige eeuw gastheer voor grote internationale congressen en tentoonstellingen. Vergelijkbaar met wat Amsterdam en Rotterdam, met de RAI en Ahoy, vandaag de dag zijn. Twee van die congressen gingen over het ambacht van banketbakker. In 1908 was het de Enschedese bakker Brinke die er tijdens zo’n congres vandoor ging met de eerste prijs voor het mooiste suikerwerk.
Het geinige aan zo’n maquette is dat je een ontwerp onbelemmerd van alle kanten kunt bekijken. Zelfs van boven. In het geval van het besuikerde Enschedese stadhuis valt dan op dat er ooit, in het deel waar nu onder meer de Burgerzaal en de raadszaal zitten, een smalle binnentuin was.
Lees verder onder de afbeelding.
Het andere blok, langs de Langestraat, was aanmerkelijk lager dan het nu is en voorzien van een sheddak. Dat was de administratieve vleugel van het gebouw en die dakconstructie verzekerde de ambtenaren die er werkten van goed daglicht. Net als de sheddaken op de fabriekshallen waar de tienduizenden textielarbeiders die de stad telde werkten.
Het suikerwerk is gemaakt door Elzo Prenger, banketbakker, ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van J. Van Egteren & Zoon, de hoofdaannemer die het Enschedese stadhuis bouwde.
Dat stadhuis zelf is ontworpen door Gijsbert Friedhoff, een Haarlemse architect die geldt als vertegenwoordiger van de zogenaamde Delftse School. Daarmee is het ergens typisch Enschedees (of Twents), want die stroming greep terug op traditionele bouwstijlen van het Nederlandse platteland. Als reactie op de Amsterdamse School, die veel meer van versieringen gebruikmaakte. Zeg: de nuchterheid van het platteland versus stadse kapsones.
Lees verder onder de afbeelding.
Bij de richtlijn voor een ontwerp gaven burgemeester en wethouders architecten die mee zouden dingen in een opdracht het volgende mee: In onze werkstad is geen plaats voor een gebouw dat opvalt door weelde, wel mag het blijk geven van het welvaren waarin Enschede zich kan verheugen.
Een nieuw te bouwen stadhuis moest dus het midden houden tussen soberheid en allure. Het werd per slot van rekening het nieuwe bestuurlijke en administratieve centrum van de tweede textielstad van de wereld worden. Een stad die nog volop in ontwikkeling was, bovendien.
Adres: Langestraat 24
Ontwerp: ir. Gijsbert Friedhoff, 1924
Start bouw: 1930 (eerste steen werd gelegd door Edo Bergsma, burgemeester)
Oplevering: 1933
Aannemer: J. van Egteren en Zoon
Bouwsom (omgerekend): 820.000 euro
Status: Rijksmonument
Friedhoff’s ontwerp was een schot in die roos: monumentaal zonder al te veel opsmuk. Het lijkt op het stadhuis van Oslo, waar de Nobelprijzen worden uitgereikt. Het is wel kleiner. De ruim vijftig meter hoge toren in Enschede is vrijwel identiek aan die van de Zweedse tegenhanger.
Die maquette uit suikergoed, keurig bewaard onder een glazen bak in het depot van de MuseumFabriek, is dan ook in twee opzichten een reliek van het Enschede van die tijd: je vond er het fijnste banket en een stadhuis waar je ‘u’ tegen zei.
Elke week lichten collectiebeheerder Edwin Plokker en 1Twente-verslaggever Ernst Bergboer een object uit het depot van de Enschedese MuseumFabriek. Dat depot is een verhalen-kabinet: al die objecten vertellen stukjes Twentse geschiedenis - oeroud èn kakelvers. Meer zien en lezen? In het dossier op de website van 1Twente vindt je alle afleveringen.