Je zou hem de Salvador Dali van Enschede kunnen noemen. Een rijzige, stille man. Lang haar, steevast gekleed in pak - krijtbroek, vest en das - en een wandelstok met zilveren knop in zijn hand. Alleen de snor ontbreekt. Met Willem Wilmink en Harry Bannink vormde hij vanaf de jaren 60 een paar decennia lang de Heilige Drie-eenheid van de culturele wereld in stad.
Gé Madern, Rotterdammer van geboorte, kwam in 1955 naar Enschede. De Twentse Schouwburg had een kakelverse grote zaal opgeleverd, onder meer als thuishaven voor het net opgerichte Opera Forum. Met de Hoofdstad Operette het enige reizende operagezelschap van het land. Forum zocht een decorbouwer. En dat moest - in lijn met de ambities - een absolute topper zijn. Madern was dat.
Het waren gouden decennia voor een gezelschap als Forum. De organisatie had eigen solisten, een eigen koor, een eigen ballet en - later - een eigen orkest. De lijst gemaakte en gespeelde voorstellingen is duizelingwekkend. In de topjaren speelde het gezelschap er 160 in ruim dertig theaters, verspreid over het hele land. Forum was een cultuurkaravaan.
Voor tal van die voorstellingen ontwierp en bouwde Madern de decors. Huizen, kastelen, schepen, Romaanse zuilen, dierentuinen, fonteinen - bedenk het. Bijna alles levensgroot (of erger).
Bijna al die decorstukken zijn bewaard gebleven. Ze staan, liggen, hangen in een aantal geschakelde loodsen ergens verscholen aan de Oosterstraat, op het terrein waar Madern woonde en werkte. Hoge, grote ruimten, volgestouwd met een bonte verzameling artefacten - sommige tien meter hoog, twaalf, hoe hoog is het toneel van een serieus theater? - uit alle mogelijke windstreken en beschavingen. Een eclectische toverdoos, beschenen door gefilterd licht uit kieren en bovenramen.
Lees verder onder de afbeelding.
Een aantal van de stukken staat er wonderlijk schots en scheef bij. Als je er recht voor staat in een perspectief waar je brein van op hol slaat. Schuin op een toneel geplaatst zoals het hoort. Het is de magie van de illusie. Maar het laat ook vakmanschap zien, want hoe doe je dat in een tijd waarin cad-tekenen nog niet bestond? Op het oog, op gevoel, na jaren van ervaring.
In een rek liggen, opgerold, de achterdoeken die Madern bij zijn decors schilderde. Op de verdieping van de eerste loods bevindt zich de werkplaats waar die geschilderd zijn. Het vloeroppervlak meet ruim die van de achterzijde van een volwassen toneel. Zeg: tien bij vijftien meter. Aan de wand hangen de bokkepoten waarmee de decorschilder werelden schiep. Op een tafel staat een jerrycan terpentijn. Alsof hij gisteravond stopte en zometeen weer verder gaat.
Lees verder onder de afbeelding.
Beneden bevindt zich het atelier waar Madern zijn ontwerpen maakte. Dozen vol schetsen en tekeningen, aantekeningen in de marge. Schilderijen van het decor zoals het er uit moet gaan zien als het af is. Nauwkeurig afgepast bij wat er nodig is voor de voorstelling, waar acteurs en zangers het leven in moeten blazen zonder de boel omver te lopen. Zo geplaatst dat het correct kan worden aangelicht.
Madern overleed op 4 december 2004, bijna twintig jaar geleden. Hij werkte tot op hoge leeftijd door, ook nadat Opera Forum als gevolg van rijksbezuinigingen sterk moest afslanken, later opging in de Nationale Reisopera, en decorbouwers van zijn slag niet meer nodig waren. Te groot, te omslachtig, te duur.
In de latere jaren, toen de opdrachtenstroom vanuit Forum opdroogde, maakte Madern ook decors voor anderen. Onder wie de Wierdense Revue en Herman Finkers.
Lees verder onder de afbeelding.
De Enschedese MuseumFabriek neemt één van Madern’s ontwerpen - het decor voor Die Zauberflöte - op de in collectie. De schetsen en tekeningen, één uit hout gemaakte lamp. Niet de grote stukken, dat past niet in het depot.
Daarmee kan het museum het verhaal vertellen van de een van de markantste cultuurmakers die de stad heeft gekend.