Enschede telt negen opslagplaatsen voor vuurwerk, waarvan er acht middenin woonwijken liggen. Dat bleek al veel eerder dit jaar uit onderzoek van EenVandaag. Dat is opmerkelijk veel; het is maar een handvol Nederlandse gemeenten waar er zoveel zijn. 1Twente stelde daar halverwege mei een aantal vragen over. Tot op heden is antwoord uitgebleven.
EenVandaag vond in heel Nederland vierhonderd opslagplaatsen voor maximaal tienduizend kilo vuurwerk die in woonwijken liggen. In vier gemeenten - Den Haag (20), Amsterdam (15), Rotterdam (13) en Enschede (8) - bevinden zich meer dan zeven van dat soort vuurwerkopslagen.
Gelet op het aantal inwoners steekt Enschede daarmee met kop en schouders uit boven die veel grotere gemeenten. Dat is opmerkelijk, al was het maar omdat Enschede als geen andere stad in het land weet hoe het mis kan gaan met vuurwerk. Aanleiding om uit te zoeken hoe dat zit.
Kanttekening daarbij is wel dat er geen wettelijke basis is om vuurwerkopslagen uit woonwijken te weren. Zolang de opslag voldoet aan de gestelde eisen, geldt er voor opslag van niet meer dan tienduizend kilo vuurwerk alleen een meldingsplicht. Meer niet. Die eisen gaan - simpel gezegd - over bijvoorbeeld de dikte van muren, brandwerende maatregelen en de afstand tot omringende woningen.
Lees verder onder de afbeelding.
Gemeenten hebben dus weinig tot geen mogelijkheden om vuurwerkopslagen in woonwijken - of waar dan ook - te weren. Zij hebben wel een rol in het garanderen van de veiligheid van dat soort opslagen. Of in elk geval: in het controleren of die opslagen voldoen aan de wettelijke kaders die er voor gelden.
Dat er zich een opslag in een woonwijk bevindt, wil nog niet zeggen dat daar altijd vuurwerk ligt. Of dat die opslag tot de nok toe is volgestapeld (dat is: 10.000 kilo), permanent of tijdelijk. Of dat het in alle gevallen gaat om opslagplaatsen voor tien ton vuurwerk. Anders gezegd: het aantal opslagplaatsen in woonwijken zegt nog niet zoveel over het concrete risico.
Om daar een beter beeld van te krijgen heeft 1Twente half mei vragen gesteld over de grootte van die opslagplaatsen, de hoeveelheden vuurwerk die daar liggen of dat er het hele jaar door ligt of eigenlijk alleen in de aanloop naar de jaarwisseling. Daarnaast zijn vragen gesteld over de controle op die opslagen en eventuele incidenten in het nabije verleden.
Aanleiding voor dat onderzoek van EenVandaag was onder meer een van de belangrijkste conclusies uit een rapport dat eind vorig jaar verscheen: ‘Leren van twee vuurwerkrampen’. UT-hoogleraar René Torenvlied deed, met collega’s uit Enschede en Nijmegen, onderzoek naar de vuurwerkrampen in Culemborg (1991) en Enschede (2000). Dat gebeurde in opdracht van de Tweede Kamer.
Eén van de conclusies was dat ook licht consumentenvuurwerk massa-explosief kan reageren en veel gevaarlijker is dan altijd verondersteld. Eigenlijk geen nieuwe conclusie, maar dit keer werd 'ie breed onderschreven. Zo paste de landelijke brandweer de blusinstructies aan; waar voorheen werd geblust, als een vuurwerkopslag in brand staat, moet er nu ontruimd worden.
1Twente heeft om die reden in mei ook vragen gesteld over die nieuwe instructies voor de brandweer, als er ergens in zo’n opslag brand uitbreekt. Het maakt immers nogal uit of je dan moet blussen of een woonwijk tot een straal van vijfhonderd meter moet ontruimen.
Op die vragen is, ondanks een hele reeks herinneringen en rappels, nog altijd geen antwoord gekomen. Inmiddels is er een formeel informatieverzoek ingediend, met een verwijzing naar de Wet open overheid (een Woo-verzoek, voorheen Wob-verzoek).