Almelo bereidt zich voor op een miljoenenbezuiniging in het Sociale Domein. Zo wordt onder meer gekort op maatschappelijke ondersteuning. Kleinschalige zorgorganisaties, zoals Thuisteam Twente, staan voor een ‘grote opgave’. Nu de budgetten krimpen, groeien de zorgen dat hulp en ondersteuning zullen afnemen, terwijl de zorgvraag blijft stijgen: “We moeten het systeem echt anders inrichten.”
Gert Mensink, bestuurder van Thuisteam Twente, voelt de urgentie om de hulp voor de meest kwetsbare mensen op peil te houden, ondanks de financiële uitdagingen die dreigen. “Er is lef nodig om de huidige problemen echt aan te pakken.” De uitdaging is groot volgens Mensink, want het budget is nu ‘te beperkt’ voor de toekomst. In Almelo ligt het aantal hulpvragen voor ondersteuning al relatief hoog.
Daarbovenop komt de groeiende zorgvraag. Ouderen blijven langer thuis wonen en het aantal inwoners met dementie neemt toe. In Almelo zal de komende 25 jaar het aantal dementerende ouderen bijna verdubbelen. “Deze ontwikkelingen in combinatie met besparingen vanuit de gemeente, vragen om drastische veranderingen.”
Thuisteam Twente biedt ondersteuning aan mensen die moeite hebben zelfstandig te leven, waaronder ouderen en mensen met een beperking. Die hulp valt onder de zogeheten ‘Wet maatschappelijke ondersteuning’ (WMO), een regeling die ervoor moet zorgen dat mensen thuis kunnen blijven wonen zo lang dat kan. Onder de WMO vallen zaken als huishoudelijke hulp, dagbesteding en woonbegeleiding. Gemeenten betalen deze ondersteuning.
De voorgestelde bezuinigingen op ondersteuning zullen in 2028 oplopen tot jaarlijkse 3,77 miljoen euro. De eerste maatregelen zullen ingaan vanaf 2025. De gemeente Almelo geeft aan dat ‘inwoners die nu gewend zijn dat een begeleider thuiskomt, dit voortaan naar centrale locaties in de wijk gebeurt’. Hoewel Mensink positief is over deze ontwikkeling, waarschuwt hij voor de valkuilen: “De meeste gesprekken met cliënten kunnen we op een centrale locatie voeren. Maar het is cruciaal dat maatschappelijk werkers ook achter de voordeur blijven komen. Zonder inzicht in de thuissituatie missen we signalen, wat op termijn alsnog duurder is.”
Momenteel zijn er al zogeheten ‘wijkkamers’ voor sociaal contact. Maar volgens Mensink kunnen deze geen vervanging zijn voor professionele zorg. “Vrijwilligers hebben niet de specifieke kennis om complexe hulpvragen te beantwoorden. Het is belangrijk dat professionele ondersteuning blijft”, legt hij uit. "Op die manier kunnen we ook vrijwilligers versterken en een nauwere samenwerking tussen zorgverleners creëren."
Nu de budgetten verder krimpen, waarschuwt Mensink dat de intensiteit van de ondersteuning zal afnemen. Met als gevolg dat mensen met tijdelijke ondersteuning mogelijk eerder worden geweigerd, zodat er ruimte blijft voor cliënten die meer afhankelijk zijn van hulp. Daarom is het volgens Mensink belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in een sterk sociaal netwerk. Bijvoorbeeld door de buren te betrekken bij de ondersteuning. Wel stuit deze aanpak op praktische obstakels, zoals privacy-kwesties (AVG) en de vraag hoe deze hulp gefinancierd kan worden.
De noodzaak van de besparingen zijn voor Mensink duidelijk: “Soms komen er 20 verschillende zorgverleners over de vloer van één cliënt.” Dat komt volgens de bestuurder omdat zorgaanbieders zich specialiseren in losse problemen, in plaats van de cliënt centraal te stellen. “Het is geen uitzondering dat ouderen van de ene naar de andere dagbesteding worden verplaatst, omdat juiste begeleiding ontbreekt. Terwijl we weten dat we geen oude bomen moeten verplanten.”
Volgens Mensink speelt hier ook nog een ander probleem: het welzijn van de cliënt wordt regelmatig ondergeschikt gemaakt aan de belangen van zorgorganisaties. “We worden door het huidige systeem gedwongen te denken in ons eigen belang. Veel zorgorganisaties hebben een financiële prikkel om cliënten te behouden, wat doorverwijzing naar andere aanbieders tegenhoudt.” Kort gezegd: hoe meer cliënten, hoe meer geld een zorgorganisatie krijgt.
“Als een dagbesteding maar twee dagen per week open kan zijn door personeelstekort, moet een andere zorgorganisatie kunnen bijspringen. Helaas kan dit in de praktijk vaak niet, omdat er te veel concurrentie is. Dit moet anders”, benadrukt Mensink.
Hij pleit daarom voor meer samenwerking, waarbij zorgorganisaties samen de verantwoordelijkheid dragen voor één wijkgebied. Dat zou niet alleen leiden tot betere samenwerking, maar zou ook de zorg dichter bij de cliënt brengen: “Als zorgmedewerker leer je de mensen in de wijk beter kennen, waardoor de ondersteuning efficiënter en persoonlijker wordt.” Om dat mogelijk te maken moeten zorgorganisaties ook over hun eigen ‘schaduw’ heenstappen: “Uiteindelijk gaat het erom dat de cliënt geholpen is, ook als dat ten koste gaat van onze eigen organisatie.”