“Wiej hebt d’r weer n feeske biej.” Burgemeester Patrick Welman van Oldenzaal is er van overtuigd dat zijn Boeskoolstad er een carnavalstraditie bij heeft. Maandagmorgen om precies 11.11 uur gaf hij met een daverende knal het startsein voor de tweede editie van de ‘Twentse Elfde van de Elfde’. Vooraf was het de vraag hoeveel carnavalisten op deze maandagochtend hun opwachting zouden maken. William Segerink, één van de organisatoren en spreekstalmeester, telde er in de gauwigheid vanaf het hoofdpodium in de Marktstraat (hoe kan het ook anders) 1111.
Dat zich rond elf uur, aan het begin van een gewone werkweek, al rond de 1000 carnavalisten verzameld hadden in de Marktstraat, greep hem naar eigen zeggen wel even naar de strot. De eerste Elfde van de Elfde vorig jaar trok maar liefst zo’n 3500 mensen. Maar dat was op een (vrije) zaterdag. Of deze nieuwe loot aan het carnavalsfeest in de carnavalshoofdstad van Twente ook een doorslaand succes zou worden, hing dus min of meer af van de opkomst op deze maandagochtend. Dat viel dus, tot grote opluchting van de organisatoren, alleszins mee.
Voordat de carnavalisten zich op straat en in de kroegen in het feestgedruis konden storten, moesten eerst wat carnavaleske plichtplegingen worden afgewerkt. Zo was er een ‘processie’ met de bok, die tot nu toe in het Oldenzaalse carnaval bij de symbolische afsluiting van het feest een belangrijke rol speelt. Traditioneel wordt in Oldenzaal sinds jaar en dag op de dinsdagavond de bok verbrand. Nu werd met het binnendragen van de bok, onder de klanken van het lied ‘Anton op de bok’ door een blaaskapel, het carnavalsseizoen ingeluid.
Op het hoofdpodium in de Marktstraat ondertekenden vervolgens vertegenwoordigers van vijf carnavalsverenigingen uit noordoost Twente een convenant waarmee de toekenning van het predicaat immaterieel cultureel erfgoed aan het carnaval in noordoost Twente werd bekrachtigd. Iets om ‘greuts’ (trots) op te zijn, volgens burgemeester Patrick Welman. De toekenning van dit predicaat draagt naar zijn zeggen ook bij aan de instandhouding van de carnavalstradities.
De organisatoren van de ‘Elfde van de Elfde’ in Oldenzaal hechten er aan van de officiële opening van het carnavalsseizoen een echt Twents feestje te maken. William Segerink deed dan ook een oproep aan carnavalsverenigingen uit omliggende dorpen en plaatsen om mee te helpen organiseren. Ook zou hij graag zien dat het ‘Leedkesfestival’, nu nog een puur Oldenzaalse aangelegenheid, uitgroeit tot een Twents festival en één carnavalslied voor heel Twente.
Na alle min of meer serieuze plichtplegingen kon het carnavalsfeest dan echt losbarsten. Op de klanken van verschillende feestbands en rond trekkende blaaskapellen. In de Marktstraat rond twee podia, waar het onder een aangenaam herfstzonnetje goed toeven was. Maar ook in de horecagelegenheden in de binnenstad, waar de carnavalisten konden deelnemen aan een ‘Elfkroegentocht’. Tussen de bedrijven door werd in de Marktstraat ’s middags ook nog het ‘Leedkesfestival’ afgewerkt.