Voor Marinus van Rooij (92) zijn de herinneringen aan het bombardement op Hengelo in oktober 1944 nog levendig. Als twaalfjarige jongen zag hij hoe bommen in de binnenstad insloegen, de chaos die volgde en de verwoesting die werd aangericht. Bij de 1Twente-talkshow Hengeloos Peil doet Van Rooij, tachtig jaar later, zijn verhaal.
Voor de 92-jarige Marinus van Rooij is het bombardement op Hengelo nog altijd een levendige herinnering. De vrijwilliger van Museum Hengelo heeft zijn ooggetuigenis al vaak verteld tijdens lezingen. Tijdens het bombardement van Hengelo was Marinus van Rooij twaalf jaar oud en woonde hij met zijn ouders en broertje aan de Oldenzaalsestraat, vlak bij de Ariënsschool. Nu is dit een grasveld, nabij het Badhuis.
“Het praatje ging rond in de straat dat er Italiaanse soldaten in de Ariënsschool gehuisvest zouden worden. Dat is interessant, want die Italianen waren weer eens wat anders dan die moffen, zoals we ze destijds noemden.” Samen met zijn broer ging hij naar de Ariënsschool om een kijkje te nemen, waar op dat moment stro werd aangeleverd, waarmee die soldaten hun strozakken konden vullen, zodat ze een slaapplek hadden.
Toen Van Rooij en de andere buurtkinderen tegenover de school stonden, hoorden ze ineens een luid gebrom in de lucht. Er klonk geen luchtalarm. Bij een luchtalarm was het gebruikelijk dat de werknemers van Stork, Dikkers en Hazemeijer via de binnenstad vluchtten. “Dat is een geluk geweest, anders waren er veel meer doden gevallen dan die 120.”
Marinus ging ook zo snel mogelijk naar huis om te schuilen. Samen met het gezin in woonkamer. Tot er een Duitse soldaat zijn hoofd door het kapotte raam stak en de familie sommeerde: ‘Sie müssen in der Keller gehen!’ "Maar onze vader had ons dat verboden te doen. Als de waterleiding dan springt, dan verzoop je met de hele bende.”
Toen alle bommen gevallen waren, trof Van Rooij een chaos aan in de stad: overal was rook en waren gebouwen ingestort. Brandweerlieden en het Rode Kruis waren bezig met de hulpverlening. “Na het bombardement ben ik als een halvegare naar buiten gerend. Via de Wemenstraat kwam ik uit bij de Lambertusbasiliek.”
Lees verder onder de afbeelding.
“Ik ben de basiliek ingegaan en daar bij het priesterkoor lag een brisantbom die niet ontploft was. Als die op dat moment was afgegaan, dan had ik hier niet gezeten.” De kerk bleef gespaard, terwijl veel andere gebouwen van de binnenstad het niet overleefd hebben.
Aanvankelijk werd er gedacht dat het om een vergissingsbombardement ging. In Twente gebeurde het regelmatig dat geallieerde bommenwerpers de grenssteden aanzagen voor Duitse steden. Maar dat bleek uiteindelijk toch niet zo te zijn. Door de slag om Arnhem was het station daar buiten gebruik. Hengelo was het enige spooremplacement in Oost-Nederland waar Duitsers massaal troepen en bevoorrading konden worden afgeleverd.
Dit maakte het Hengelose station een strategisch doelwit. Op vrijdag 6 oktober vlogen tientallen B24 Marauders, middelgrote bommenwerpers van de Amerikaanse luchtmacht, naar Hengelo om het station en de naastgelegen Stork-fabriek aan te vallen. De bommen kwamen in de binnenstad terecht. Een dag later kwamen de bommenwerpers terug om het station nogmaals aan te vallen.
Lees verder onder de afbeelding.
Het treinstation werd maar voor de helft geraakt. Op een luchtfoto, gemaakt vanuit een van de bommenwerpers, is een brandende binnenstad te zien. Van Rooij is samen met de toenmalige stadsarchivaris van Enschede, Adrie Roding, naar Londen gegaan om die luchtfoto uit het archief te halen. “Het bombardement was een grof schandaal, dat heb ik ze daar in Londen ook verteld. Ze hebben vanaf vijf kilometer hoogte Hengelo gebombardeerd en het station maar half geraakt. Na drie dagen liepen de treinen weer.”
Van Rooij is al vijftig jaar vrijwilliger bij Museum Hengelo en geeft veel lezingen over allerlei onderwerpen, waaronder ook over de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van Hengelo. Toch zijn er veel mensen die niet over de oorlog praten, waardoor het bombardement een beetje in de vergetelheid kwam.
“Na de oorlog wilden niet veel mensen praten over die tijd. Ook bij mijn ouders was dat zo. ‘Het is geweest, wij moeten de schouders eronder zetten en alles weer opbouwen.’ Op latere leeftijd begint het te spelen. Kinderen beginnen dan vragen te stellen en dan ga je dingen toch op papier zetten.” Dat er herdacht wordt is volgens Van Rooij belangrijk.
Iedere eerste maandag van de maand gaat de sirene af in Nederland. “Als die sirene dan afgaat, schiet het ongetwijfeld door mij heen: ik moet plat gaan liggen en ik moet hier weg. En dat gevoel raak ik nooit meer kwijt.”