Jan Veldhuizen heeft niet meteen willen reageren op het debat in de Enschedese gemeenteraad over de brandbrief van ‘zijn’ Diaconaal Platform. Vandaag doorbrak hij dat stilzwijgen, niet in de laatste plaats omdat het bestuur van dat platform, waarvan hij voorzitter is, vanochtend een brief naar de raad stuurde met een toelichting. Nodig, vindt Veldhuizen. Het debat ging teveel over casussen en aantallen en te weinig over het mechanisme waaruit die casussen en aantallen voortkomen. “Als we het over casussen gaan hebben, zitten we hier volgend jaar nog. Dat zijn er duizenden.”
Bij Veldhuizen overheerst verbazing over de kennelijke verwarring onder raadsleden. Tijdens het debat, dat online te volgen was, bleek de gemeenteraad eensgezind over de ernst van het signaal dat het Diaconaal Platform met haar brandbrief afgaf, maar verdeeld over de vraag wat daarmee te doen. Uitkomst van het debat was dan ook dat een externe commissie gaat inventariseren welke vragen er precies leven bij de verschillende raadsfracties en het college. Dat moet helderheid verschaffen over wat er vervolgens precies onderzocht moet worden.
Bij een eerder raadsgesprek, dat in beslotenheid en met het Diaconaal Platform plaatsvond, toonden alle partijen zich onder de indruk van de brandbrief en de toelichting, aldus Veldhuizen. “In dit tweede gesprek zag je partijen zich wat terugtrekken”, analyseert de voorzitter. “Er werden vragen gesteld over aantallen en casuïstiek, maar daar ging ons memo niet over.” In de brief die vanochtend naar de voltallige raad is gestuurd, stelt het platform zowel grote betrokkenheid als ook onzekerheid vast: ‘Van alles en nog wat wat werd erbij getrokken. Dat heeft ons toch in hoge mate bevreemd’.
Het platform stelt een paar bijna retorische vragen: 'Beseft een aantal raadsleden niet wat burgers in onze stad al jaren voor de kiezen krijgen, of realiseren zij zich ineens dat de mogelijke gevolgen van een onderzoek desastreus zouden kunnen uitpakken?' Anders gezegd: het Diaconaal Platform stuurde in haar memo al aan op een diepgaand onderzoek, iets waar een aantal fracties in de gemeenteraad nog niet aan toe is. Daarbij gaat het niet om casuïstiek, volgens het platform, maar om een mechaniek waarin iedere dag mensen die ondersteuning nodig hebben worden vermalen. De nood is hoog, zo is de strekking.
“We hebben gevraagd om onderzoek naar dat mechaniek”, stelt Veldhuizen. “Dat er inmiddels talloze mensen die afhankelijk zijn van bijstand of een Wmo-voorziening in problemen zijn geraakt, is toch geen vraag meer.” Het mechaniek waar Veldhuizen het over heeft, bestaat uit twee tandwielen die in elkaar grijpen. Het eerste is dat van strenge uitvoering van toch al strenge wetten en regels, waarbij de overheid eigen financieel belang boven het belang van inwoners stelt. Dat leidt tot een uitvoeringspraktijk die het randje opzoekt van wat wettelijk mag. Het tweede tandwiel is dat van bezwaar- en beroepsprocedures voor de toets of de gemeentelijke uitvoering juridisch deugt of niet.
Veldhuizen noemt een voorbeeld, dat ook wordt aangehaald in de brief die vanochtend is verzonden. “Tijdens een vergadering met de gemeenteraad in 2019 stelde de wethouder Zorg en Welzijn dat niet honderd procent zeker was of de wet het voorgenomen beleid toestond. De haalbaarheid zou achteraf worden getoetst in bezwaar- en beroepsprocedures.” De voorzitter van het Diaconaal Platform plaatst daar twee kanttekeningen bij. In hoofdletters.
Eind 2019 werd er in de gemeenteraad gesproken en besloten over zesduizend 'herindicaties Wmo' - dat ging om zesduizend gevallen waarin het recht op thuiszorg, huishoudelijke ondersteuning of andere voorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) opnieuw werden beoordeeld. In de praktijk betekende dat een korting op dat recht. Veldhuizen doelt op dit debat en het beleid rond deze herbeoordeling. Hij stelt dat de wethouder ontkennend antwoordde op een vraag vanuit de raad of die herbeoordeling juridisch was getoetst. De raad stemde in, de voorgenomen herbeoordeling vond eind 2019 plaats.
De eerste is dat alleen de mensen die bezwaar aantekenen tegen zo’n beslissing, waarvan niet zeker is of hij juridisch klopt, kans hebben dat die wordt teruggedraaid. De werkelijkheid is dat maar een enkeling aan zo’n bezwaarprocedure begint, dan wel de ondersteuning heeft om dat te kunnen. Tot op heden hebben bezwaar- en beroepszaken wel geleid tot het terugdraaien van individuele besluiten, maar niet tot herziening van het beleid. Of tot een herbeoordeling van vergelijkbare gevallen.
De tweede kanttekening die Veldhuizen plaatst is dat deze handelswijze onwettig is. “Het gaat om een voorzieningenwet. Die is bedoeld om mensen de ondersteuning te bieden die zij nodig hebben. Dan mag je helemaal niet achteraf juridisch toetsen. De wethouder is in overtreding, als hij zoiets voorstelt. Bovendien weet nu niemand die een beroep op zo’n voorziening doet of hij krijgt waar hij recht op heeft.” Met andere woorden: bezwaar- en beroepsprocedures worden onrechtmatig ingezet om beleid en uitvoering achteraf te toetsen, en als blijkt dat een beslissing juridisch niet door de beugel kan, wordt er alleen in dat geval alsnog recht gedaan.
De vaststelling dat dit mechaniek bewust wordt ingezet, stoelt het Diaconaal Platform met name op het feit dat bezwaar- en beroepsprocedures worden meegenomen in de gemeentebegroting. “Men weet dus ongeveer hoeveel bezwaar- en beroepszaken er gaan komen. Als je dat weet, weet je ook hoeveel mensen er nìet in bezwaar en beroep gaan en wat de consequenties daarvan zijn.” In de eerder genoemde brief aan de raad stelt het Diaconaal Platform dat de gemeente veel meer geld kwijt zou zijn aan uitkeringen en voorzieningen als mensen niet waren aangewezen op ingewikkelde juridische procedures maar via een ‘moreel overleg’ met de gemeente een beslissing konden laten toetsen.
Volgens Veldhuizen heeft binnen de muren van het Stadskantoor maar een heel kleine groep weet van dit mechaniek. “De gemiddelde ambtenaar die verwijst naar bezwaar en beroep, heeft helemaal geen weet van dit mechanisme. Die volgt zijn werkinstructie.” Veldhuizen maakt de vergelijking met het toeslagenschandaal. “De participatiewet hoort daar gewoon onder; daar speelt precies hetzelfde.” Landelijke wet- en regelgeving leidt tot lokale misstanden, zo concludeert hij. “Dat veroorzaakt een verandering in denken en handelen van lokale politici en ambtenaren. Als je dat vijf jaar doet, heeft dat enorme gevolgen.”
Die landelijke spijkerharde wet- en regelgeving ontslaat niemand van een persoonlijke verantwoordelijkheid, stelt Veldhuizen. Hij verwijst daarbij naar de gelofte en de eed die ambtenaren, raadsleden en wethouders afleggen. “Het kàn ook niet zo zijn dat ambtenaren niet hebben gezien wat wij, mensen die aan de bel trekken, zien. Ik ben er van overtuigd dat in heel Nederland ook ambtenaren aan de bel hebben getrokken, maar die signalen zijn onder tafel geschoven.” Ook raadsleden hebben een verantwoordelijkheid, vindt Veldhuizen. “Als je door de ethische ondergrens zakt, maakt links of rechts niet meer uit. Dan moet je je rug recht houden en naar Den Haag stappen. Nu worden grondrechten geschonden en dat wordt veel te laat gezien of erkend.”
Veldhuizen wijst naar een tweedeling in het Enschedese college als deel van de oorzaak voor de verwarring in de gemeenteraad. “De ene wethouder herkent de signalen en erkent ze voor een groot deel, de ander herkent en erkent ze niet, niet als een structureel probleem. Logisch dat dan ook raadsleden niet weten waar ze aan toe zijn. Dat betekent dat je er met een breekijzer, nee, met een shovel op af moet - niet om je gelijk te halen, maar om duidelijk te maken wat er speelt.” Veldhuizen ziet in die tweedeling een reden voor onderzoek. “Wie ben ik? Mijn beelden zijn gebaseerd op ervaringen van alledag, daar stelt een wethouder zijn ervaringen tegenover. Nou: zoek het uit, zou ik zeggen.”
Veldhuizen ontving een waarschuwingsbrief van de gemeente voor overtreding van het agressieprotocol, net als René Beunders, voorman van Sociaal Hart. Ook daar wilde hij aanvankelijk niet over praten, maar dat doet hij nu wel. De aanleiding voor die waarschuwing blijkt het verhaal te zijn dat heeft geleid tot het schrijven van de brandbrief aan college en raad. “Dat ging om een mevrouw in een rolstoel met een psychische beperking, die werd gekort op ondersteuning. Ze ging van drieëneenhalf uur terug naar een half uur. Vrijwilligers moesten het verschil opvangen, vrijwilligers die ze zelf moest gaan zoeken. Hoe dan?” In een van de gesprekken, nadat een externe geneesheer vast had gesteld dat deze mevrouw zelfs recht had op meer dan die oorspronkelijke drieëneenhalf uur hulp, stelde de consulent volgens Veldhuizen voor om desnoods bewindvoering in te schakelen.
Veldhuizen: “Toen ben ik verschrikkelijk boos geworden. Niet professioneel, maar wij hadden haar een jaar of negen daarvoor juist uit bewindvoering gehaald. Bovendien was ik met de wethouder in gesprek om te proberen zoveel mogelijk mensen uit bewindvoering te halen of te voorkomen dat ze erin komen. Bewindvoering kost vijftienduizend euro per jaar!” Veldhuizen hield de bewuste consulent voor dat hij het voorval zou melden aan de wethouder, hetgeen als een dreigement werd opgevat en tot een waarschuwingsbrief leidde. Ook nadat hij zich, naar eigen zeggen, de dag erop verontschuldigde bij zowel de consulent als de leidinggevende.
“Wat me het meest verontruste is niet dat voorval of die waarschuwingsbrief. Maar daar zat een consulent met een werkinstructie. In dit geval zat ik daar, namens een cliënt. En uiteindelijk is dat hele verhaal teruggedraaid. Maar wat betekent het voor mensen die zich niet kunnen verweren?” Veldhuizen stelt dat dit voorval maar een voorbeeld is. Opnieuw. “Ja, wij hebben grote woorden gebruikt in dat memo. Maar het gaat ook om een groot probleem.”
In de brief die het Diaconaal Platform vandaag aan raad en college stuurde, citeert de vrijwilligersorganisatie uit een reactie van het college op haar memo: ‘Uw bewering dat de gemeente misbruik maakt van juridische voorzieningen… zijn niet alleen apert onjuist, maar ook lasterlijk…’ Het Diaconaal Platform neemt dat ‘lasterlijk’ hoog op en vraagt het college in haar brief afstand te nemen van die kwalificatie. Daarnaast roept het platform alle raadsleden op verantwoordelijkheid te nemen en een diepgaand onderzoek te gelasten.