Hij loodste FC Twente voor het eerst sinds ruim en decennium weer naar Europees voetbal en groeide uit tot knuffelbeer van heel Twente met een rood hart. Dat is knap, want hij had grote kicksen te vullen. Ron Jans ging, Joseph Oosting kwam. In 1Twente het Jaar maakt hij een rondje langs de velden waar hij het tot voetballer en trainer schopte.
Oosting is telg uit een roemrucht - of berucht - Emmen’s geslacht. Geboren op 29 januari 1972 in de woonwagen van zijn ouders, vader had er een lonkende voetbalcarrière voor laten schieten: er moest brood op de plank komen. Die achtergrond van het kamp zou een belangrijke rol spelen in zijn ontwikkeling, meer dan hij destijds zelf besefte. Hij was vooral bezig met voetbal. Net als zijn grootvader, zijn vader en zijn broers.
Dat kamp bood, behalve een warm nest en heldere normen en waarden, voetbal en muziek. Veel meer was er niet. Grootvader Oosting stond aan de wieg van WKE (Woonwagenkamp Emmen), dat na de eerste jaren veelal uitkwam in de Hoofdklasse van de zondagsamateurs. WKE werd - bijna vanzelfsprekend - het begin van Oosting’s voetbalcarrière.
Oosting heeft nog een handelsdiploma behaald, in de textiel, maar welbeschouwd is er geen moment geweest dat er iets anders in het verschiet lag.
Het besef dat het kamp een andere wereld was, kwam pas met de stap van basisschool naar de mavo. Niet zo gek, ook: tot die tijd had het leven zich afgespeeld in en rond ‘De Ark’, die wereld van woonwagens. Het is bijna bizar, met de blik van nu, maar ook de lagere school was gesegregeerd, exclusief voor ‘kampers’.
Tussen aanhalingstekens, om maar aan te geven dat die term een wereld (en een geschiedenis) aan associaties met zich meebrengt. De meeste niet onverdeeld positief.
De FC Twente-trainer heeft, hoe onbestemd in zijn jeugd ook, dat verschil met de rest van de maatschappij gevoeld en meegedragen. “Ik heb altijd wel het gevoel gehad dat ik me moest bewijzen.” Nou kon hij goed voetballen. En hij had het koppie om die potentie tot carrière te promoveren. Dat bewijzen is heel aardig gelukt.
Een goede voetballer is nog niet per se een goede trainer. Wat maakt dat Oosting dat wèl is, laat zich lastig in woorden vangen of verklaren. Het is dat raadsel van persoonlijkheid, vaardigheden en ervaring. Maar als je hem erover hoort praten, ontkom je niet aan die Emmer wortels: de normen en waarden waarmee hij is opgevoed. Het belang van een warm nest, de focus op samen en team. Je niet groter voordoen dan je bent, daden die meer spreken dan woorden.
Lees verder onder de afbeelding.
Als hij over Sem Steijn praat - de middenvelder die vrijwel wekelijks door de ganse voetbalpers wordt bejubeld - hoor je bij Oosting een mateloze bewondering voor het harde werken, de inzet. Week in, week uit. En het vermogen om harde kritiek te ontvangen en er iets nuttigs mee te doen.
Het zegt veel, zo niet alles, over hoe hij naar talent en naar mensen kijkt. Met ego is niet zoveel mis, maar geen gemiep, handen uit de mouwen en het draait om het team. Het zegt veel over hoe hij naar de ziel achter het talent kijkt: hard op de inhoud, zacht voor de mens. En het zegt veel over de trainer Oosting zelf, want dat kan alleen als er vertrouwen is.
Oosting heeft dan ook niets met de term ‘materiaal’, als het om spelers gaat. Alsof de materiaalman behalve ballen en pylonnen inmiddels ook spelers uit de berging haalt. Waar die term, die de laatste jaren ineens in zwang is geraakt, precies vandaan komt is een raadsel, maar wat hem betreft mag ‘ie per direct worden afgeschaft.