Twente is lang een vergeten land geweest, waar evengoed meer van het voorgeslacht bewaard is gebleven dan in heel Nederland bij elkaar. Volgens Joost Hiddes Halbertsma, een Friese taalkundige, predikant en ontdekkingsreiziger, die dat vaststelde in de eerste helft van de negentiende eeuw. Misschien wel omdat het landje er zo lang onaangeroerd bij had gelegen. Enschedeër Willy Berends dook in de oergeschiedenis van ‘zijn’ landje en ontsloot die.
Voor de eerste verwijzing naar Twente moet je terug naar het jaar 14, waarin het heiligdom voor de godin Tanfana, bij Oldenzaal, door de Romeinen met de grond gelijk wordt gemaakt. Ook de bevolking moest eraan geloven; de legionairs vellen iedere levende ziel die zij tegenkomen. Het is de Romeinse historicus Tacitus die het een halve eeuw nadien vastlegt.
Die slachting bij Oldenzaal, tweeduizend jaar geleden, leert dat zich in dit stukje land een beschaving had ontwikkeld. Dat er zich een volk had gevestigd. Anders bouw je geen heiligdommen. Een volk ook dat verering kende, en rites en een heiligencultus had ontwikkeld. Tacitus noemde dat volk ‘Tubanti’.
Pas in 1837 schrijft de in inleiding genoemde Halbertsma de eerste regels die dat land beschrijven: Twente. Honderd jaar later sterft Ko van Deinse, de held van de schrijver, die het werk van Halbertsma voortzette en dat vergeten landje een identiteit verschafte.
Je zou kunnen zeggen dat Berends - nog altijd springlevend - in die geest een ontdekkingsreis ondernam naar de meer dan achttien eeuwen vóór Halbertsma en Van Deinse. Een reis langs offerstenen, richterstenen, kosterstenen, roepstenen en onderkerkse kelders van zwerfkeien.
Berends ontdekte een verband tussen die stenen en oude kerken. Niet zelden heel letterlijk: ze zitten ingemetseld in de muren. Waarom precies? Niemand die het wist. Ze zitten er al heel lang. Zolang als die kerk er staat.
Lees verder onder de afbeelding.
Het leidde tot een veldtocht langs alle vierhonderd oerkerken in de provincies Overijssel, Gelderland, Drente, Groningen en Friesland. En een ronde langs bijna vierhonderd oude kerken in de Duitse ‘Kreisen’ langs die Nederlandse grens. Het oer-Twente past niet in de potloodstrepen die later op de landkaart werden gezet.
Op zoek naar stenen. En verhalen. Over de tijd voordat die kerken er stonden en Germaanse stammen hier de dienst uitmaakten. Stammen zoals die Tubanti, waar Tacitus het over had. De enige stam die, volgens Berends, nog altijd bestaat. De enige stam ook die nooit ruzie met anderen heeft gemaakt om grond of ‘lebensraum’. Met legio overblijfselen van de tijd van voor die kerken.
In de woorden van Berends: Een oeroud volkje waarvan je wel moet gaan houden: ze zijn stronteigenwijs, ze drinken graag een biertje, ze doen geen vlieg kwaad, ze knikken ‘Jao, Jao’ als ze nee bedoelen en kunnen soms heel grappig uit de hoek komen.
Berends is een romanticus. En een loepzuivere exponent van het volkje dat hij beschrijft. Zijn ronde langs (en soms onder) achthonderd Twentse oerkerken bevestigden wat hij al dacht: die oude kerken staan daar niet toevallig. Datzelfde geldt voor de stenen bij, in, onder en aan die kerken.
Lees verder onder de afbeelding.
Die godshuizen staan - letterlijk - op de plek waar eerder andersoortige heiligdommen stonden, waarvan die stenen de stille getuigen zijn. Het begin van de christelijke beschaving luidde het einde van de Germaanse in. Die verdween. Op één stam na, de oudste ter wereld. Met een geschiedenis waar je u tegen zegt.
Berends schrijft: Nergens branden zoveel paasvuren. Nergens hoor je zoveel midwinterhoorns. Nergens staan er zoveel geveltekens op de daken en nergens lopen er nog mensen hand in hand door hun dorpjes en dansen meisjes in witte jurkjes omdat ze blij zijn dat die lange winter eindelijk weer voorbij is. Waarmee hij maar wil zeggen dat die geschiedenis allesbehalve stof ligt te happen in musea. In Twente vind je ‘m gewoon op straat.
De laatste stam, burgers van Twente is het eerste deel van het tweeluik waarin Berends zijn ontdekkingen beschrijft. Het werkt telt ruim vijfhonderd pagina’s met, behalve tekst, veel beeldmateriaal: bijna 1000 foto’s. Het tweede deel is net zo omvangrijk, als we Berends mogen geloven.
Voor wie de schrijver kent: het is alsof je de man hoort praten. Het is geschiedenis, doorspekt met onvervalste Twentse ironie. En rake verwijzingen naar volksaard en mysterieuze rituelen, een mengeling van voor- en na-christelijke gebruiken, die tot op de dag van vandaag standhouden.
Lees verder onder de afbeelding.
Over die historie: er zal maar zelden een historisch boek verschenen zijn waarbij historici niet rollebollend over straat gingen om de juistheid ervan. Zeker waar het om ‘stronteigenwijze’ Tukkers gaat. Dik kans dat dat ook nu gaat gebeuren. Je kunt ook niet zeggen dat Berends objectief naar Twente kijkt. Hij zal de laatste zijn om dat te beweren.
Het laat onverlet dat Berends een heel onderhoudend boekwerk heeft geschreven dat die oer-geschiedenis van Twente toegankelijk maakt voor een breed en Tukkers publiek. En hij deed een aantal fascinerende ontdekkingen die een nieuw licht schijnen op ‘zijn’ streek en volk.
Deel 1 - De laatste stam, de burgers van Twente - verschijnt in maart.