Landelijke wintertelling ganzen en smienten ook in Twente een week uitgesteld

Grauwe ganzen

“Zowel de Faunabeheereenheid Overijssel als de Wildbeheereenheid West-Twente hechten waarde aan goede en betrouwbare tellingen en met deze mist is dit onmogelijk”, aldus Jan Kreijkes van WBE West-Twente.

Onder andere leden van WBE West-Twente gaan nu dus zaterdag 25 januari het veld in om mee te doen aan deze landelijke telling. De WBE omvat een werkgebied van zo’n 17.000 hectare in de gemeenten Almelo, Hellendoorn, Rijssen-Holten en Wierden.

Beheer ganzenpopulaties

De resultaten van de tellingen geven een interessant beeld van de ontwikkelingen van populaties over een langere periode. Mede naar aanleiding van deze cijfers wordt door de landelijke overheid en door de provincies het beheer van ganzenpopulaties bepaald.

De 'soepgans'

Diverse soorten ganzen behoren inmiddels zowel in de winter- als in de zomermaanden tot de ‘vaste’ fauna van centraal Overijssel. Kwamen er tientallen jaren geleden alleen enkele ‘gewone’ grauwe ganzen voor, en dan vooral in de echte wintermaanden, nu zijn er jaarrond veel meer soorten waar te nemen. “Zowel kolganzen en brandganzen als de Europese en de Canadese en de Nijlgans. Met name grauwe ganzen en tamme boerenganzen hebben zich nogal eens vermengd tot een bastaardsoort, de zogenaamde soepgans.”

Wintergasten

In de loop van het najaar worden de aanwezige populaties aangevuld met zogenaamde ‘wintergasten’. “Dat zijn vogels afkomstig van populaties uit Noord en Oost Europa die in Nederland en in toenemende mate ook in Twente verblijven.”
Door het gemiddeld zachter worden van het klimaat in de wintermaanden blijven steeds meer ganzen van de zomerpopulatie in ons land hangen en trekken ze niet door, net zo min als dat de overzomerende ganzen warmere gebieden opzoekt.

Fluiteend

Dat geldt ook voor de smient, een eendensoort en ook wel fluiteend genoemd. “De smient wordt landelijk steeds vaker en in grotere aantallen gezien en dus ook in Twente. Dat terwijl deze eend enkele decennia geleden vooral de polders van de kustprovincies bezocht.”

Uit cijfers blijkt, dat na een explosie van de ganzenpopulatie vanaf circa 2000 er landelijk een zekere stabilisatie van ganzen en smienten optreedt in de wintermaanden. Kreijkes: “Deze ontwikkeling hebben wij echter nog niet kunnen waarnemen binnen het werkgebied van de WBE. Dat zal onder andere te maken hebben met veranderingen in het landschap zoals het ontwikkelen van nieuwe ‘natte’ natuur.”

Tafeltje dekje

Met name de zeer natte weersomstandigheden en de volle Regge en zijbeken, sloten en kanalen en niet te vergeten de ontelbare weilanden en akkers die onder water staan, vormen een perfecte (tijdelijke) biotoop voor allerlei ganzen, eenden, knobbelzwanen en reigers, stelt Kreijkes. “Voor met name ganzen en smienten vormen de nog groene graslanden met volop gras en de akkers met vanggewas als winterrogge een ‘tafeltje dekje’.”

Het landschap bepaalt dus voor een groot deel de aanwezigheid van ganzen. “Van de telresultaten van bijvoorbeeld de velden met overwegend bos en / of heide mag dan ook niet veel verwacht worden.” In hoeverre er op zaterdag 25 januari daadwerkelijk ganzen en smienten geteld worden in velden met water of met grotere akkers en weiden is in sterke mate ook afhankelijk van de weersomstandigheden op deze dag. Volgens een vast protocol zullen de cijfers in de dagen na 25 januari door jagers samen met andere belangstellenden aan de WBE ter beschikking gesteld worden.