Mark Hoksberg is sinds tien maanden de stadsecoloog van Hengelo. Zijn belangrijkste taak: het vergroten van de biodiversiteit binnen de grenzen van de gemeente. "Hoe meer verschillende levensvormen er voorkomen, hoe beter het is voor iedereen." Een mogelijk twee jaar durende megaklus maakt onderdeel uit van die plannen.
Hij is bloedserieus: "We hebben in Nederland een biodiversiteitscrisis. Wat de soortenrijkdom betreft staan we een-na-laatste van Europa. Alleen Malta doet het nog slechter. Dat we nog zo oud worden, komt niet door de gezonde leefomgeving, maar door onze goede gezondheidszorg."
Maakt het dan zoveel uit of een bepaalde bijensoort uitsterft of niet? "Die ene soort maakt inderdaad geen verschil", vertelt Hoksberg, "maar je moet je afvragen wáárom die soort er niet meer is. Dat kan komen doordat de plant waarvan-ie afhankelijk is aan het verdwijnen is. Vroeger gingen mijnwerkers naar beneden met een kanarie in een kooitje. Als het beestje het loodje legde, moest je maken dat je naar boven kwam. Dan waren er giftige stoffen vrijgekomen. Die kanaries van toen zijn de bijen van nu."
Hoksberg weet waar zijn kracht ligt als stadsecoloog: "Toen ik vorig jaar begon, heb ik bepaald welke werkzaamheden de grootste impact hebben en welke in de invloedsfeer van de gemeente liggen. Een voorbeeld? Aan het stikstofprobleem doe ik op lokaal niveau niet zoveel, maar ik kan wel invloed hebben op het maaibeheer. Als je dat als gemeente op een bepaalde manier doet, kun je echt iets betekenen voor de biodiversiteit."
Sinds enkele jaren wordt er op de plekken waar de verkeersveiligheid niet in het geding is nog maar twee keer per jaar gemaaid. Het maaisel wordt afgevoerd en de steeds verder verschralende grond zorgt voor een groter aantal wilde bloemen. "Door verschraling gaat gras minder groeien, waardoor er plek komt voor die wilde bloemen. Het levert op steeds meer plekken in de stad prachtige plaatjes op. Moet je eind mei, begin juni maar eens naar het Broekpark in Slangenbeek komen. Je weet niet wat je ziet!"
Lees verder onder de afbeelding.
Hengelo kent veel beekklei- en oude esgronden. Die zijn heel voedselrijk. "Op die plekken duurt het wat langer voor de bodem zijn voedingsstoffen kwijt is, maar over een aantal jaren zul je ook daar zien dat er meer bloemensoorten voorkomen. En nee, die heeft de gemeente niet gezaaid. Die komen daar vanzelf door dit beleid."
Mark Hoksberg is de stadsecoloog van Hengelo, maar eigenlijk doet die benaming geen recht aan z'n werkterrein. Dat is namelijk de hele gemeente Hengelo, inclusief de buitengebieden en het kerkdorp Beckum. "Amsterdam was de eerste gemeente met een stadsecoloog en later kregen ook andere steden met relatief weinig buitengebied zo'n functionaris. Dat 'stads' bleef vervolgens plakken, ook bij gemeentes met meer dan alleen een stadskern, zoals Hengelo en Enschede."
Ook het bomenbeleid is gericht op het vergroten van de soortenrijkdom: "In de zomereik kunnen tot wel tweehonderd soorten insecten voorkomen, terwijl de Amerikaanse eik er maar tien tot vijftien herbergt. Dan heb je dus liever zomereiken in je stad." Hij lacht en zucht: "Hoewel dat misschien een slecht voorbeeld is, omdat de zomereik een van de belangrijkste gastheren is voor de eikenprocessierups."
De komende jaren wordt Mark Hoksberg druk met het in kaart brengen van de populaties van beschermde diersoorten in de stad en in de kern van Beckum. Denk aan huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen, maar ook aan egels en wezels. "Dat wordt een monsterklus. Daarvoor nemen we een adviesbureau in de arm en gaan we ook nog extra mensen werven. We doen dat niet voor de lol, maar omdat het ons op de langere termijn veel tijd en geld zal besparen."
Hoksberg legt uit: "Je hebt nu vaak te maken met bouw- of renovatieprojecten, die jaren stilliggen, omdat er vleermuizen of gierzwaluwen in de spouwmuren of onder het dak zitten. Dat kost bakken met geld. Daarom heeft de Rijksoverheid eind 2023 het Soortenmanagementplan (SMP) in werking gesteld. Daarmee kun je een hele stad in een keer onderzoeken. Als je de plekken weet waar een beschermde soort zit, dan kun je ze op die plek beschermen en kun je op de andere plekken veel slagvaardiger aan het werk." Landelijk is er 54 miljoen beschikbaar voor het SMP.
Het is misschien werk voor Hoksberg, maar 's nachts op pad om met zo'n kastje vleermuizen te detecteren, vindt hij ook prachtig: "Ik zal vast regelmatig meegaan als het straks zo ver is. Vleermuizen zijn mijn favoriete diersoorten."
Om de woningbouw te versnellen, besloot 'woonminister' Mona Keijzer vorig jaar dat allerlei 'overbodige regels' van tafel moesten. Een programma genaamd STOER. Zo zouden bouwbedrijven bij nieuwbouw niet te hoeven voorzien in onderkomens voor bijvoorbeeld huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. Dat zou de vaart erin houden, was de gedachte van Keijzer. Echter, de Tweede Kamer floot haar terug en zelfs die grote bouwbedrijven vonden Keijzers plannen ondoordacht. Hoksberg is er blij mee: "Daarmee haal je namelijk alle leven uit die wijken. Je wilt toch vogels horen fluiten als je 's ochtends opstaat? Keijzers plannen hadden gezorgd voor dode wijken. Mooi dat zelfs grote bouwers als Heymans dit niet wilden."
Net als een boswachter is ook een stadsecoloog niet altijd buiten te vinden, vertelt Hoksberg: "Sterker nog, een groot deel van het werk gebeurt achter het bureau. Er zijn dagen dat ik niet buitenkom voor mijn werk. Aan de andere kant kom ik wel meer buiten dan de gemiddelde gemeenteambtenaar. Waar ik het meest naar uitkijk? De lente natuurlijk! De dagen worden alweer langer, de vogels zingen alweer. Dan zal ik meer buiten te vinden zijn dan de afgelopen maanden het geval was."
Tot vorig jaar werkte hij voor het adviesbureau EcoGroen en werd hij ingeschakeld voor opdrachten. Nu schakelt hij zelf met enige regelmaat zulke bureaus in. Een ander en volgens hem erg leuk verschil met z'n oude baan is het contact met de maatschappij: "Ik praat nu veel met inwoners en met vrijwilligers van organisaties als het IVN en de plaatselijke Natuur- en Milieuraad (NMR). De mensen van de NMR monitoren de stand van het milieu in de stad en nu hebben ze er met mij een professioneel klankbord bij."
"We willen die mensen ook inschakelen voor projecten op het gebied van 'citizen science', ofwel 'burgerwetenschap. Je zou alle leden van het IVN om beurten een wildcamera in hun tuin kunnen laten ophangen om zo de egelpopulatie in beeld te krijgen. En tien jaar later herhaal je dat, zodat je kunt zien of de egel het goed doet of juist niet.