Voor burgemeester Patrick Welman is het elk jaar weer het hoogtepunten van het carnavalsfeest in Oldenzaal: De ontvangst van de jeugdhoogheden in het stadhuis. Woensdagmiddag kweet hij zich ook weer met zichtbaar plezier van zijn taak als gastheer van de jeugdhoogheden van alle Oldenzaalse basisscholen en carnavalsverenigingen. “Jong geleerd is oud gedaan. Met carnaval moet je op tijd beginnen.”
In een volgepakte raadszaal zette burgemeester Welman, onder het goedkeurend toeziend oog van stadsprins Julius en sik Tom, alle jeugdhoogheden met hun gevolg achter elkaar in het zonnetje. De carnavalisten van de toekomst kregen alle gelegenheid te vertellen hoe ze waren verkozen en hun motto te scanderen. Voor alle delegaties was er een onderscheiding van de gemeente Oldenzaal, maar de burgemeester moest ook een paar keer op de knieën om op zijn beurt om een onderscheiding te ontvangen.
Voor burgemeester Welman mag de ontvangst van de jeugdhoogheden dan het hoogtepunt van het carnavalsseizoen zijn, er wachten hem de komende dagen nog wel een aantal carnavaleske plichtplegingen. Hoewel hij op zaterdag de sleutel van de stad overdraagt aan stadsprins Julius, wacht hem bijvoorbeeld op zondagmorgen de taak van gastheer van tal van genodigden uit de politiek, bestuur en andere relaties uit heel Twente en ver daarbuiten.
Burgemeester Welman heeft er voor deze gelegenheid een gewoonte van gemaakt alle gasten in het Twents toe te spreken. Voor zijn gevoel hoort het Twents bij carnaval. “Et grip oe achter et veske. Et döt oe wat.” Overigens moet Welman toegeven, dat hij hulp krijgt bij het schrijven van zijn toespraak in het Twents. “Ik vraag meestal oud-wethouder Harry Nijhuis van Losser, die is heel goed in het Twents. Ik maak dan een toespraak in het Nederlands en hij helpt mij met vertalen.”
De zondag van de Grote Twentse Carnavalsoptocht is voor burgemeester Welman naar eigen zeggen altijd wel weer spannend. “Ik sta vroeg op en ga dan rond zeven uur, half acht naar het stadhuis.” Met de mensen van de optochtcommissie van de Kadolstermennekes neemt hij dan nog het draaiboek van de optocht door. “Heel langzaam word je dan onderdeel van het feestgedruis. Maar nooit helemaal. Die dag drink ik geen druppel alcohol. Ik wil wel de kop erbij houden. Ik ben pas opgelucht als iedereen ’s avonds de stad weer veilig heeft verlaten.”