Minder kans op incontinentie na een prostaatoperatie. Welke patiënt wil dat niet? Urologen van ziekenhuis ZGT hebben een operatiemethode zo verfijnd, dat het risico op incontinentie aanzienlijk is verkleind. Toch tonen andere ziekenhuizen, waaronder de drie grootste oncologische centra van Nederland in Rotterdam, Amsterdam en Nijmegen, nauwelijks interesse.
Waarom? Dat is een raadsel voor de artsen van de Almelose afdeling Urologie Saskia Stomps en Herman Roelink. “We doen het aantoonbaar beter, maar ze komen niet kijken.” Nu een onafhankelijk onderzoek van zorgverzekeraar VGZ bevestigt dat de methode werkt, hopen ze dat daar verandering in komt.
De aangepaste operatiemethode wordt al sinds 2017 door ZGT bij patiënten met prostaatkanker toegepast, waardoor het risico op incontinentie fors is afgenomen.
De Almelose methode draait om het zoveel mogelijk sparen en terugplaatsen van de plasbuis na het verwijderen van de prostaat. “In de Martini kliniek in Hamburg zag ik hoe ze opereerden, en daarbij delen van de plasbuis zoveel mogelijk behielden," vertelt uroloog Saskia Stomps. "Die techniek heb ik hier verder ontwikkeld.” De resultaten zijn indrukwekkend: veel minder mannen kampen na de operatie met incontinentie problemen. “We noemen de methode hier gekscherend inmiddels ‘het stompje van Stomps’,” zegt collega-uroloog Roelink lachend.
Toch werd de succesvolle nieuwe operatie methode heel lang niet omarmd door andere ziekenhuizen. “We hebben de positieve resultaten vanaf het begin met collega’s gedeeld, maar werden eerder niet geloofd,” zegt Stomps. Haar collega Herman Roelink zegt het minder diplomatiek: “We werden in het begin zelfs ronduit uitgelachen door de grotere ziekenhuizen.” Ze zijn blij dat het onderzoek van zorgverzekeraar VGZ daar verandering in heeft gebracht.
De zorgverzekeraar heeft in het onderzoek gekeken naar het aantal patiënten dat na een operatie incontinentiemateriaal nodig heeft en declareert.
ZGT Almelo presteert op dit punt aanzienlijk beter dan andere ziekenhuizen: slechts 5 procent van de geopereerde patiënten heeft een jaar na de operatie nog incontinentiemateriaal nodig. In andere ziekenhuizen schommelt dat percentage vaak tussen de 85 en 19 procent. Omdat het rapport niet openbaar is en ook niet alle ziekenhuizen hun cijfers publiceren ontbreekt inzicht per ziekenhuis. Maar dat de verschillen groot zijn staat volgens de twee Twentse urologen vast.
“Dat we het in op onze afdeling in Almelo beter doen wisten we zelf al, maar nu is het via het VGZ-onderzoek ook onafhankelijk bevestigd,” zegt Stomps. Toch blijft ze bescheiden. “Continentie is niet het enige wat telt bij het vaststellen van de kwaliteit van een operatie. Het voorkomen van erectieproblemen en natuurlijk ook volledig verwijderen van de tumor zijn net zo belangrijk.”
Maar het succes van de Twentse methode roept wel de vraag op waarom de grote oncologische centra nauwelijks interesse tonen in de techniek. Voor Roelink is het antwoord daarop duidelijk: “Het is pure Randstedelijke arrogantie.” Dat andere grote ziekenhuizen geen moeite doen om in Almelo te komen kijken, irriteert hem mateloos.
Stomps snapt de frustratie van haar collega en benadrukt dat ZGT, in het belang van patiënten, de opgedane kennis graag wil delen met andere ziekenhuizen. Het is de belangrijkste reden dat ze er publiekelijk aandacht voor vragen. “We moeten niet naar elkaar wijzen, of met elkaar concurreren maar vooral samenwerken. We zijn hier goed in het voorkomen van incontinentie problemen, het gaat ons erom dat we van elkaar leren.”
Om de samenwerking te stimuleren, richtte ZGT samen met tien andere oncologische ziekenhuizen het Consortium Prostaatkanker Centra (CPC) op. Hierin delen de aangesloten kleinere ziekenhuizen inmiddels hun kennis over prostaatkanker operaties en laten daarbij de onderlinge concurrentie strijd om de patiënt los. Stomps: “Het samenwerken vraagt van ziekenhuizen een andere mindset. De zorg is soms te veel gericht op het centraliseren en vergroten van behandelvolumes in oncologie centra, maar dat verhoogt niet per definitie ook de kwaliteit.” Roelink vult aan: “Meer en groter is niet altijd beter. Ook ziekenhuizen die rond de honderd tot tweehonderd prostaatkanker operaties doen leveren kwaliteit, als we maar samenwerken en openstaan om van elkaar te leren.”
Volgens Roelink is het ook te kort door de bocht om te stellen dat je met het VGZ-onderzoek, en de daarin gepresenteerde incontinentiecijfers, een ranglijst van goed en slecht scorende ziekenhuizen kan maken. “Het succespercentage van een operatie hangt ook af wat voor soort patiënten je opereert en van de complexiteit van de uitgevoerde operatie.”
Lees verder onder de afbeelding.
Er worden in Nederland gemiddeld zo’n drieduizend prostaat operaties per jaar gedaan. Hoe weet de patiënt dan bij welk ziekenhuis hij in goede handen is?
“Kijk vooral of het regionale ziekenhuis in jouw buurt open is over de resultaten. Als die op de website gepubliceerd worden, dan kun je ervan uitgaan dat je goed zit,” zegt Roelink. “Behandeling in de eigen regio verdient ook altijd de voorkeur als we er samen voor zorgen dat de kwaliteit overal top is.” Stomps voegt toe: “En wees als patiënt altijd kritisch bij de keuze, stel vragen aan de arts en neem geen genoegen met vage antwoorden.”
Binnenkort organiseert de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) een bijeenkomst waarin de ziekenhuizen die zijn aangesloten bij de CPC ook zullen pleiten voor het opstellen van heldere, meetbare kwaliteitseisen voor propstaatkanker operaties. Stomps hoopt dat die discussie breed wordt opgepakt.
“Nogmaals”, zegt ze met nadruk, “we nodigen iedereen van harte uit om hier bij ons te komen kijken.” Door van elkaar te leren kunnen de ziekenhuizen er volgens haar samen voor zorgen dat mannen na een prostaatoperatie een zo goed mogelijke kwaliteit van leven behouden.