In de vroege morgen van maandag 9 april 1945 ziet de toen 12-jarige Jan Janssen de driekleur omhoog gaan bij de fabriek van Ten Bos aan de Almelosestraat. Na 80 jaar raakt hij nog steeds geëmotioneerd, als hij dat beeld weer voor zich ziet. Ook voor Wierden is dan, na vijf dagen felle strijd, de oorlog voorbij.
Het dorp Wierden bevindt zich in de verdedigingslinies van de Duitsers. Hier willen de bezetters de geallieerde opmars vertragen, zodat andere Duitse troepen de gelegenheid krijgen om naar Duitsland te ontsnappen en de strijd daar voort te zetten. Wierden wordt verdedigd door ervaren parachutisten van de Hermann Göring Divisie, die anti-tankkanonnen in stelling brengen. Jan Janssen ziet delen van die Duitse verdediging vanuit zijn slaapkamerraam op Appelhofstraat 16: niet alleen pantsergeschut, maar ook schuttersputten. “Op de Almelosestraat stond ook een groot Duits kanon”, vertelt hij.
Lees verder onder de afbeelding.
Driekwart van de inwoners van het dorp zoekt die laatste oorlogsdagen elders een veiliger onderkomen, vanwege het oorlogsgeweld. In de Appelhofstraat vindt er die tijd een soort van woningruil plaats: de bewoners van nummer 7 vertrekken naar elders, en de familie Janssen verhuist in overleg, met logees, naar nummer 7. De buren van nummer 14 maken vervolgens gebruik van de kelder van nummer 16, om daarin te schuilen. “Zij hadden zelf alleen maar een kelderkast”, zegt Janssen.
In 1930 laat vader Janssen het huis aan de Appelhofstraat 7 bouwen, maar omdat vader buiten Wierden gaat werken, verhuist het gezin en wordt Appelhofstraat 7 verhuurt.
Het gezin komt later weer naar Wierden en gaat begin februari 1940 aan de Appelhofstraat 16 wonen; het eigen huis op nummer 7 blijft verhuurd.
De nacht van dinsdag 3 op woensdag 4 april slapen ze in de kelder. “Die hele week waren we ook overdag grotendeels in de kelder”, zegt Jan.
Donderdagmiddag 5 april gaat hij even naar de zuivelfabriek om een paar liter melk te halen. Terwijl hij daar staat, hoort hij ontploffingen: de eerste granaten vallen op het dorp. Het begin van de granatenregen die Wierden die komende dagen treft.
Ze gaan de kelder weer in, het eigen gezin, een kennis met kinderen, de familie Bloem met hun kinderen, de zus van mevrouw Bloem en een Joodse mevrouw. “Het was een grote kelder, over de hele breedte van het huis”, vertelt Jan. De beschietingen volgen met enige regelmaat. “Je wist op een gegeven moment: als je de granaten horen kon, waren we ze voor elders bestemd, niet voor ons.”
De gevechten in Wierden vinden vooral in ‘t Zuidbroek plaats. De families Breij en Bruins zien het oorlogsgeweld steeds dichterbij komen. De 15 -jarige Jo Breij woont met haar ouders aan de Vriezenveenseweg. Daar wonen al enige tijd ook haar oom Bernard Bruins en tante Alie en hun kinderen, waaronder neef Ben.
Vrijdag 6 april begint de grote beschieting van Wierden. Jo: “In Aadorp brandt de ene boerderij na de andere af. Het ziet er niet goed uit. We zitten midden in de vuurlinie.” Uit voorzorg wordt snel kleding in kussenslopen gepakt. “Ondergoed en nachtkleding”, vertelt Jo.
Lees verder onder de afbeelding.
Rond een uur of half tien ’s avonds, als de familie bezig is met het avondgebed, vliegt een granaat met een knal door het raam van de huiskamer en komt in de schoorsteen terecht. “Mijn moeder had daar bordjes en tegeltjes staan en dat hele spul kletterde op de grond. We wisten niet wat ons overkwam. Dat waren de eerste granaten, die waarschijnlijk vanaf de Almeloseweg afgeschoten werden.” Een aantal Duitse soldaten heeft zich bij de buurman in de schuur verscholen. “Daar is die granaat voor bedoeld. Maar ze kwamen over ons huis, en de eerste kwam bij ons in de kamer.”
Lees verder onder de afbeelding.
Als later op de vrijdagavond het schieten toeneemt, besluiten de families te schuilen in het turfhok. Ben Bruins: “Van turf werden een soort van krukjes gemaakt; konden we toch nog een beetje zitten. Het bleef rommelen. Schieten en knappen en gedoe.”
Rond half drie ’s nachts komen de buren, al rennend met hun dochter en een aantal kleinkinderen, onder hevig granaatvuur, aan bij Breij. Jo: “Een granaat kwam naast hun kelder terecht, de kelderdeur zakte in.” Ook zij zoeken een plek in het turfhok. “Een stuk of 20 mensen in het turfhok, het was nogal krap. Als hier een granaat was gevallen, waren we er geen van allen meer geweest.”
Zaterdagmorgen tegen half vier wordt het licht, het schieten wordt minder. Vaders Breij en Bruins gaan naar buiten om poolshoogte te nemen. Ook de Duitsers, die bij de buurman in de schuur zitten, zijn op de weg, geweer onder de arm. “Was machen Sie?”
De soldaten vertellen de mannen dat ze óf moeten blijven, óf moeten gaan.” Breij en Bruins besluiten met hun gezinnen te gaan. Ben: “We zitten echt in de vuurlinie. Hier wordt gevochten.”
De buurman is melkboer, en haalt met paard en wagen melk op van de boeren, voor de melkfabriek in Vriezenveen. Hij spant het paard voor de wagen, en in plaats van melkbussen worden de volle kussenslopen op de wagen gelegd. “En wij liepen daarachter, met zo’n 20 man.” In de loop van de zaterdag komen de vluchtelingen in Vriezenveen aan, en vinden daar onderdak. Voor hen breekt een rustige zondag aan.
In dorp Wierden begint de zondag ook rustig, maar dat wordt later op de dag helemaal anders.
Die zondagmiddag sneuvelt de eerste Canadese soldaat in het centrum van Wierden. Hij zit in een jeep die met hoge snelheid Wierden binnenrijdt. De Duitsers nemen het voertuig meteen onder vuur, waarbij Wickstrom dodelijk getroffen wordt. De Duitsers begraven hem achter hotel De Zwaan. Op het graf komt een houten kruis, met in potlood zijn naam. Op het kruis hangt zijn baret, die even later vervreemdt blijkt…
Buurvrouwen lopen ’s middags even binnen bij de familie Janssen. Jan: “Terwijl ze er zijn begint het schieten weer. Als het even rustig is komt mijn vader de kelder uit naar; van de overkant wordt geroepen dat hij het spul in brand heeft staan boven. Mijn vader de trap van de vliering op, naar boven toe. Daar hing een rode walm. Gelukkig alleen maar rook, geen brand. Op hetzelfde moment zijn de vliegtuigen er ook, en vindt het bombardement plaats. Vader kwam met geweld de trap weer af naar beneden. Toen het rustiger werd vertrokken de buren diezelfde middag nog naar het Lageveld. We hebben die zondag veel in de kelder gezeten.”
De laatste oorlogsdagen komen in Wierden meerdere burgers om. Door granaatscherven worden Gerrit Krommendijk en mevrouw Egberts-de Leeuw dodelijk getroffen.
De Duitsers schieten de onderduikers Timmerman en Hessel Hoefnagel neer. Een Duitser schiet zondags Jan en zijn zus Willemina Flim dood; zij zijn al in bevrijd gebied, maar gaan even naar huis om andere kleren op te halen.
‘s Maandagsmorgens, rond 6 uur, hoort men in de kelder in de Appelhofstraat 7 geratel op straat. “Mijn vader gaat de kelder uit en ziet de buren aankomen. Zij vertellen dat alle Duitsers weg zijn.” Vader en zoon Janssen lopen naar de overkant, naar nummer 16, om te kijken hoe het daar is. “We hadden een voltreffer in de schuur gehad, de bovenkant van de schuur was weg, de ruiten kapot, de konijnen liepen in de voorkamer.”
Terwijl ze daar staan, kijkt Jan richting Almelo. “Op hetzelfde moment zie ik de vlag op het hoogste punt van de fabriek van Ten Bos in de hoogte gaan. Dat moment, het raakt me nog steeds.” Met een buurman loopt hij die kant op. Die vroege maandagmorgen, ergens tussen zes en zeven uur, ziet hij drie Canadese soldaten aankomen lopen op een stuk weiland. “Dat stuk is nu de Eikenlaan. Ze liepen gespreid, je zag dat ze keken of ze nog wat tegenkwamen.”
Jan loopt inmiddels bij Ten Bos. “Tussen twee woningen daar was een smal sintelweggetje. In dat weggetje staat de eerste Canadese tank die ik zag, een Shermantank. Die tank komt naar voren, de koepel wordt naar Wierden toe gedraaid. En wat denk je dat Jantje deed? Lopen al wat ie kon dat ie thuiskwam. Het stomste wat ik gedaan heb. Als er een gevecht uit was gebroken, had ik ertussenin gezeten. Ik had naar Almelo moeten lopen.”
Hardlopend komt hij weer bij het dorp aan, en op hetzelfde moment zijn de drie Canadezen bij de Dorpskerk. Later is aangegeven dat de eerste Canadezen om 7 uur in Wierden waren. Jan: “Die eerste Canadezen, die heb ik gezien.”
In Vriezenveen wordt het ook duidelijk dat Wierden bevrijd is. Vaders Breij en Bruins fietsen naar Wierden om te kijken hoe het huis erbij staat. “Hoe dichterbij huis, hoe meer het hart hen in de keel klopte”, vertellen Jo en Ben. Bij het huis van Breij blijken alleen de ruiten kapot. “Maar bij de buren de hebben de Duitsers ontzettend thuisgehouden. Alles, ook het sanitair, was kapot gegooid.” Daarna nemen ook de families weer intrek in de woning. “Al met al zijn we de oorlog, ondanks al het granaatvuur, goed doorgekomen.”
Canadese tanks en pantserwagens trekken op 7 april vanuit Daarle op en bevrijden Hoge Hexel.
Rijssen, Enter, Notter, Zuna en Nijverdal worden op 9 april door de Canadezen ingenomen. Heel Twente is, na vijf jaar, weer vrij!
Nu Wierden en omgeving bevrijd zijn, verplaatsen de Canadese troepen zich vanuit Twente naar noordoost Duitsland, om daar de strijd voort te zetten.
Vanaf 1 april 1945 leggen de geallieerden een tocht door Twente af om de regio te verlossen van de bezetter. Van 1 tot en met 10 april 2025 - tachtig jaar later - staan 1Twente en Twente FM uitgebreid stil bij die bevrijding, met elke dag een andere plaats die centraal staat. In ieder verhaal vertelt een ooggetuige hoe hij die tijd heeft beleefd. Volg de bevrijding van Twente op https://www.1twente.nl/dossier...